Wij slapen uit, struinen met de hond langs het meer,
proberen Djoy tot een stukje zwemmen te verleiden maar dit dier heeft een
gruwelijke hekel aan water. We bezoeken oude plaatsjes en komen er aan het
einde van de vakantie pas achter dat als je wilt winkelen onderin België je
daarvoor niet, zoals in Nederland, in het centrum moet zijn maar aan de rand
van het uitgekozen stadje omdat zich aldaar de winkelcentra bevinden. We
sjouwen berg op en af, vergapen ons aan het uitzicht en bezoeken een kerk.
Niet
omdat wij nu zo gelovig zijn, eigenlijk helemaal niet. Maar het is een traditie
geworden dat ik, in nagenoeg elke stad dat ik bezoek, een katholieke kerk
opzoek en daar een kaarsje brand. Het is een dingetje.We slenteren door
prachtig oude straatjes en lopen wonder boven wonder nooit ergens een boete op
voor fout parkeren. We komen doodmoe thuis na een dag met allemaal nieuwe
indrukken.
Er is nog één ding dat ik heel graag wil doen nu we toch in
België zijn en dat is naar de grotten van Neptunis. Dat hadden we thuis al
opgezocht en ik heb me er heel erg op verheugd. We vertrekken vroeg in de
morgen, redelijk chagrijnig want niet uitgeslapen. Maar we willen graag de
eerste toer hebben omdat, zo beredeneren wij, die rustig zal zijn omdat de
meeste mensen wél uitslapen. Het blijkt een goede gok. Het groepje waarmee we
de grotten ingaan is klein en overzichtelijk. We wandelen eerst als opwarmertje
een stukje langs de berg waar we straks naar binnen zullen gaan. De gids
verteld vloeiend in drie talen dat de grotten uitgesleten zijn door de Eau
Noire en dat de rivier zich hier opsplitst, één gedeelte gaan om de berg, het
andere gedeelte gaat door de berg. Het gedeelte van de rivier dat om de berg
gaat doet er twee uur over om aan de andere kant uit te komen, terwijl het
gedeelte dat door de berg gaat er twee dagen over doet. We komen bij een hek en
mogen naar binnen. Wat opvalt is dat het koud is in de berg en als onze ogen
een beetje aan het donker gewend zijn zien we vleermuizen verschrikt
wegvliegen. De sfeerverlichting wordt aangestoken, in dit geval gekleurde
lampen om het geheel nog mysterieuzer te maken en de gids begint allerlei
wetenswaardigheden te vertellen. Ik let al niet meer op, ik heb al mijn
aandacht nodig om in me op te nemen wat ik zie.
Heel langzaam worden we steeds
dieper de grot in gevoerd tot we voor een gang staan. “Deze gang”, zegt de
gids, “is uitgehakt om een verbinding te maken tussen dit stuk van de grot en
de grote zaal. De gang is ongeveer 30 meter lang en er is zeven jaar over
gedaan om hem uit te hakken.” Ik kijk Amanda aan die gedurende de vakantie hoogte
en diepte vrees heeft ontwikkeld met name bij uitjes waar ze geen zin aan heeft.
“Daar gaat je theorie over instorten”, zeg ik tegen haar. “Als ze er zo lang
over doen om de boel uit te kunnen hakken, dan lijkt me dat het allemaal vrij
solide in elkaar steekt”, en dapper loop ik achter Fred aan de gang in.
Na 30 meter gebukt rondlopen omdat de gang wel erg laag is
gehouden (en naar ik vermoed is dat expres gedaan omdat het anders nog langer
zou duren voor de boel klaar was) is het een verademing om weer redelijk
rechtop te kunnen staan. We staan aan de rand van de ondergrondse rivier Eau
Noire en voor ons liggen twee bootjes en er staan twee mannen in
tot-onder-de-oksel-laarzen. Zij houden de boot vast terwijl wij één voor één
instappen. Amanda’s angst komt weer boven en ze geeft aan dat ze terug wil.
“Wat is er aan de hand?”, vraag ik. “Ik durf niet meer, ik wil terug.” Ik kijk
haar aan. “Luister lieverd”, zeg ik met meer geduld dan ik op dat moment voel,
“die mannen daar hebben regenlaarzen aan tot onder de oksels, ik neem aan dat
dat betekend dat het hier niet diep is.
Als het niet veilig was zouden ze hier
geen mensen in bootjes gezellig door een onderaardse rivier laten varen.” Ze
sputtert nog wat tegen en is overduidelijk boos maar in dit geval heb ik haar
liever boos dan bang en in paniek. De mannen stappen het water in en gaan voor
de bootjes staan. Als iedereen goed zit en de bootjes niet meer zo enge
schommelen beginnen de mannen de bootjes voort te trekken. Ik weet even niet
goed wat ik daar nou mee moet en een heel ouderwets beeld van de trekschuit
komt in me op. We varen langs prachtige uitgesleten gangen. Soms doen de mannen
expres het licht uit en varen we door het pikkedonker.
Wij zitten in het voorste bootje en als we bij de grote zaal
aangekomen zijn moeten we even wachten op het bootje achter ons. We zijn
allemaal muisstil, we weten dat we in een grote ruimte zijn maar kunnen er
amper een voorstelling van maken omdat het te donker is. We gaan puur op het
geluid en de echo af. Als het tweede bootje op de plek ligt gaan de mannen aan
de kant staan en gaan de lichten helemaal uit terwijl de muziek van Vangelis
door de boksen klinkt. Verdeeld door de grote zaal gaan lichten aan, we zien
verschillende gedeeltes van de zaal maar nog niet het geheel. Als de muziek op
een hoogtepunt komt wordt het ineens weer donker en in het donker horen we
water stromen. Veel water. Het voelt ongemakkelijk maar als het licht aangaat
zien we de indrukwekkende grote zaal in zijn volle glorie en zitten we recht
voor een waterval. Het is een adembenemend gezicht en ik ben er stil van
terwijl de tranen me in de ogen staan.
Wat is dat mooi en wat ben ik blij dat
ik dat moment kan delen met mijn gezin. De muziek wordt langzaam zachter en de
mannen trekken ons in het bootje naar de uitgang. De trap naar buiten zit naast
de waterval en we moeten uitkijken waar we lopen omdat het zo glad is. Zo
uitgelaten als we met de hele groep naar binnen gingen, zo stil en in gedachten
verzonken lopen we allemaal weer naar buiten, het zonnetje in.
De dagen daarna vliegen om. We gaan een keertje uit eten en
bestellen op hilarische wijze in het frans een pizza. We gaan nóg een keertje
uit eten maar dat is meer omdat het een feestdag was waar wij geen vermoeden
hadden en dus in de hele regio voor een dichte supermarkt deur komen te staan.
Deze keer bestellen we op hilarische wijze vier broodjes hamburger met friet
maar als we bij de sausjes aangekomen zijn raakt de man waarbij we de
bestelling doen het spoor bijster. Wij kunnen het hem niet kwalijk nemen en
laten ons verrassen met wat er uiteindelijk op ons bord beland. En dan is het
tijd om in te pakken. Ik zie op tegen de terugreis omdat ik niet weer langs
Charleroi wil en liever ook niet langs Brussel en Antwerpen.
We nemen de
alternatieve route die Tomtom voor ons bedenkt dan ook dankbaar aan. Het wordt
Namen-Luik-Maastricht. Nog één keer langs de supermarkt om flink wat dingen in
te slaan die in Nederland niet verkocht worden en dan gaan we op weg.
Natuurlijk huil ik als we de straten van Cerfontaine achter ons laten, ik weet
niet wat dat is, waarschijnlijk van mijn oma geërfd die kon dat ook zo goed. We
rijden nog één keer over de Barrage en dan zijn we op weg naar huis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten