vrijdag 20 september 2013

In de krant

Het is alweer even geleden dat ik een advertentie in de Telegraaf zag. Men was op zoek naar vrouwen die een mooie foto van hun buik wilden. Sinds ik avonturier ben kan ik moeilijk nee zeggen op gelegenheden die zich voor mijn neus voordoen dus natuurlijk schreef ik me in. De mail die ik stuurde was kort en, zo vond ikzelf, redelijk arrogant. Dat was met een reden, ik vond het namelijk best wel een beetje eng. Stel dat ik wel werd uitgezocht, wat dan? Kortom, ik had last van koudwatervrees (wat op zich wel weer grappig is voor iemand die bij 14 graden Celsius de zwemvierdaagse uit gezwommen heeft) en de overheersende gedachte was er vooral één van liever niet uitgezocht worden maar wel een mooie blog schrijven over hoe ik me voor van alles en nog wat inschrijf. Toen ik een paar dagen later een mailtje terug kreeg met de boodschap dat mijn mail doorgestuurd was naar degene die de uiteindelijk keuze ging maken was ik dan ook nog niet bezorgd. Dat werd ik pas een weekje later toen ik de mail binnen kreeg dat ik een hele goede kandidaat was voor het beoogde artikel en of ik nog steeds wilde. Ik was flabbergasted!

Maar wie A zegt…..en zo antwoorde ik dat ik nog steeds wilde. Natuurlijk. En toen het idee dat ik echt in een landelijke krant kwam te staan met mijn blote buik enigszins bezonken was vond ik het zowaar leuk. Meestal als ik nieuws heb over mijn buik is het slecht, mijn huisarts krijgt bijvoorbeeld al zweetaanvallen als ik binnenkom met de mededeling dat ik buikpijn heb. Dit was een mooie gelegenheid om mijn buik eens een beetje positiviteit mee te geven. Sinds ik meegedaan heb aan de Colitis Collectie en naar de osteopaat ga kijk ik heel anders naar mijn buik. Na alles wat ermee gebeurd is vind ik het namelijk wonderbaarlijk dat hij het nog zo doet. Dat ik daar eerst mijn CT-scans voor moest bekijken heeft wel degelijk een verandering in mijn denken teweeg gebracht. 

De weken daarna vlogen de mails over en weer. Met do’s en don’ts , met welke kleren mee te nemen, instructies over hoe te verschijnen op de dag van de shoot (zonder haarlak en make-up!) en, belangrijker nog, waar ik zijn moest zijn en hoe laat. Fred had speciaal een dagje vrij gevraagd van het werk omdat de reis en de hele dag een enorme aanslag zouden zijn op mijn energie, dus hij was mijn chauffeur. Nutteloos te zeggen dat ik me op de dag zelf heel wat voelde. En zo reden we in alle vroegte de straat uit op weg naar Amsterdam. Nadat ik de mail met het adres binnen had gekregen kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en vond ik via Google Earth uit dat we verwacht werden in de havens.  

We komen ruim op tijd aan op een industrieterrein en Fred neemt afscheid met de mededeling dat ik hem moet bellen als ik klaar ben. Hij heeft voor zichzelf een dagje Amsterdam gepland. Ik ga naar binnen en beland vrijwel gelijk in een andere wereld als ik de fotostudio inloop. Aan de zijkant is een trap, boven hoor ik mensen praten en dus loop ik maar de trap op. Daar word ik hartelijk ontvangen door Audrey, de vrouw met wie ik de afgelopen weken mailcontact heb gehad. En krijg ik de andere dames te zien die ook uitgekozen zijn. Allemaal net als ik een tikkeltje zenuwachtig over wat er komen gaat. Audrey komt gelijk in beweging en gaat koffie voor me halen terwijl ik de omgeving en de mensen in mij opneem. “Zal ik jou gelijk maar interviewen, ik denk dat je straks na de fotoshoot misschien te moe bent?” Het is altijd fijn als mensen met je meedenken en zo zitten we al snel te kletsen over mijn buik en welk effect dit heeft op mijn leven. Audrey is een innemend persoon maar waarschijnlijk moet je dat ook zijn als journalist, anders vertellen mensen je nooit iets. Ik voel me welkom en vertel haar wat ze weten wil. “Achteraf krijg je te lezen wat ik geschreven heb en mag je altijd aanpassen als je het er niet mee eens bent hoor”, stelt ze me gerust. Ik vraag haar wanneer de geplande datum is voor het artikel. “Twintig september”, antwoord Audrey

Ondertussen wordt me door de styliste gevraagd alvast mijn bh uit te doen en mijn onderbroek wat naar beneden. “Anders krijg je van die rode striemen op de foto”, zegt ze. Ik kan het niet helpen dat ik ineens heel dankbaar ben voor de fatsoenlijke kleren die ik die morgen uit de kast getrokken heb en een groot jaren 60 gevoel maakt zich van mij meester. En wat een rare gedachten kan je op zo’n moment krijgen, ik zie ineens allemaal dolle Mina’s voor me die hun bh op de brandstapel gooien. De styliste staat inmiddels al klaar om mij eens flink onder handen te nemen. Wat ik normaal aan make-up draag vraagt ze. “Nou alleen als ik er zin in heb en nooit zoveel’, antwoord ik haar. We kiezen voor de naturel look en ik verbaas mij erover hoeveel make-up er op je gezicht moet om een naturel look te creëren. Mijn wenkbrauwen worden flink uitgedund en met de nodige lijm blijven ze ook nog eens mooi op hun plaats. Mijn haren worden gekapt en mijn decolleté opgepoetst. We zijn inmiddels een uur verder als alles geknipt, gekapt en op zijn plaats gehouden wordt, hoezo naturel? Terwijl ik in de stoel zit om opgemaakt te worden begin ik een praatje met de andere dames die ook uitgekozen zijn. We komen erachter dat we uitgekozen zijn uit 450 inzendingen en dat de lengte van de ingestuurde mails waarschijnlijk doorslaggevend was. Die had ik niet aan zien komen. Dan mag ik naar beneden voor de shoot.

De fotografe bekijkt me eens goed, vraagt me voor ze foto’s gaat maken een beetje te bewegen zodat ze kan zien wat mijn ‘goede kant’ is. Dan zet ze muziek op, beyonce kweelt Halo door de boxen en ik krijg instructies om sexy te kijken. Dat vind ik niet zo makkelijk zo voor een vreemde. Ik klap dicht. “Doe maar net of ik je man ben”, glimlacht de fotografe. Uhhu piep ik uit. Nou vooruit, trap ik mijzelf onder de kont, en nu los want ik wil wel een beetje schappelijk in de winkels liggen en het is niet het moment voor verlegenheid. En dus begin ik langzaam mee te deinen op de muziek probeer belachelijk verleidelijk in de camera te kijken maar vooral alle instructies van de fotograve te onthouden en uit te voeren. Ontspan, armen naar voren, hoofd een beetje schuin, wel blijven bewegen, buik een beetje naar voren en het liefst allemaal tegelijk. Een hele klus. Honderd foto’s verder zijn we klaar. Ik ben kapot maar het resultaat mag er zijn. We zoeken de beste foto’s eruit en daar maken ze bij de krant dan weer een selectie van. Nog één keer met vier andere dames op de foto en ik ben klaar.


Ik sta te trillen op mijn benen als ik weer naar boven loop. Audrey schrikt zich een hoedje en fluistert dat ze geen idee had dat een dag als deze zo’n impact op mij zou  hebben. Ze haalt nog snel wat eten en een kopje koffie voor me terwijl ik me weer aankleed en blij ben dat mijn bh weer aan mag. Als ik naar buiten loop staat mijn lief al te wachten. “Was het leuk, ik hoorde je al lachen”, vraagt hij. “Ik ga zo niet met jou naar huis rijden”, vervolgt hij als hij me eens goed bekeken heeft, “je moet eerst een klein beetje bijkomen.”
We stappen in de auto en hij rijd naar het IJ, daar heeft hij een koffietentje gevonden bij de reddingbrigade waar hij, naar eigen zeggen, zich de hele dag al op verheugd heeft om met mij hier wat te drinken. We gaan naar boven en hebben fenomenaal uitzicht over Amsterdam. Ik adem flink in, probeer wat energie terug te krijgen en voel de spanning van de hele dag een beetje van me afvallen. We kijken bootjes, proberen ons richtingsgevoel uit en worden door de serveerster op de foto gezet. Op de terugweg rijden we ondanks de Tomtom twee keer fout. We lachen erom. Eenmaal op de snelweg zet ik de stoel in de ligstand en val in een diepe slaap. Gelukkig is het nog lang geen 20 september.

vrijdag 13 september 2013

Hoe het afloopt (vakantieavonturen, het derde en laatste deel)

Wij slapen uit, struinen met de hond langs het meer, proberen Djoy tot een stukje zwemmen te verleiden maar dit dier heeft een gruwelijke hekel aan water. We bezoeken oude plaatsjes en komen er aan het einde van de vakantie pas achter dat als je wilt winkelen onderin België je daarvoor niet, zoals in Nederland, in het centrum moet zijn maar aan de rand van het uitgekozen stadje omdat zich aldaar de winkelcentra bevinden. We sjouwen berg op en af, vergapen ons aan het uitzicht en bezoeken een kerk.
Niet omdat wij nu zo gelovig zijn, eigenlijk helemaal niet. Maar het is een traditie geworden dat ik, in nagenoeg elke stad dat ik bezoek, een katholieke kerk opzoek en daar een kaarsje brand. Het is een dingetje.We slenteren door prachtig oude straatjes en lopen wonder boven wonder nooit ergens een boete op voor fout parkeren. We komen doodmoe thuis na een dag met allemaal nieuwe indrukken.

Er is nog één ding dat ik heel graag wil doen nu we toch in België zijn en dat is naar de grotten van Neptunis. Dat hadden we thuis al opgezocht en ik heb me er heel erg op verheugd. We vertrekken vroeg in de morgen, redelijk chagrijnig want niet uitgeslapen. Maar we willen graag de eerste toer hebben omdat, zo beredeneren wij, die rustig zal zijn omdat de meeste mensen wél uitslapen. Het blijkt een goede gok. Het groepje waarmee we de grotten ingaan is klein en overzichtelijk. We wandelen eerst als opwarmertje een stukje langs de berg waar we straks naar binnen zullen gaan. De gids verteld vloeiend in drie talen dat de grotten uitgesleten zijn door de Eau Noire en dat de rivier zich hier opsplitst, één gedeelte gaan om de berg, het andere gedeelte gaat door de berg. Het gedeelte van de rivier dat om de berg gaat doet er twee uur over om aan de andere kant uit te komen, terwijl het gedeelte dat door de berg gaat er twee dagen over doet. We komen bij een hek en mogen naar binnen. Wat opvalt is dat het koud is in de berg en als onze ogen een beetje aan het donker gewend zijn zien we vleermuizen verschrikt wegvliegen. De sfeerverlichting wordt aangestoken, in dit geval gekleurde lampen om het geheel nog mysterieuzer te maken en de gids begint allerlei wetenswaardigheden te vertellen. Ik let al niet meer op, ik heb al mijn aandacht nodig om in me op te nemen wat ik zie.
Heel langzaam worden we steeds dieper de grot in gevoerd tot we voor een gang staan. “Deze gang”, zegt de gids, “is uitgehakt om een verbinding te maken tussen dit stuk van de grot en de grote zaal. De gang is ongeveer 30 meter lang en er is zeven jaar over gedaan om hem uit te hakken.” Ik kijk Amanda aan die gedurende de vakantie hoogte en diepte vrees heeft ontwikkeld met name bij uitjes waar ze geen zin aan heeft. “Daar gaat je theorie over instorten”, zeg ik tegen haar. “Als ze er zo lang over doen om de boel uit te kunnen hakken, dan lijkt me dat het allemaal vrij solide in elkaar steekt”, en dapper loop ik achter Fred aan de gang in.

Na 30 meter gebukt rondlopen omdat de gang wel erg laag is gehouden (en naar ik vermoed is dat expres gedaan omdat het anders nog langer zou duren voor de boel klaar was) is het een verademing om weer redelijk rechtop te kunnen staan. We staan aan de rand van de ondergrondse rivier Eau Noire en voor ons liggen twee bootjes en er staan twee mannen in tot-onder-de-oksel-laarzen. Zij houden de boot vast terwijl wij één voor één instappen. Amanda’s angst komt weer boven en ze geeft aan dat ze terug wil. “Wat is er aan de hand?”, vraag ik. “Ik durf niet meer, ik wil terug.” Ik kijk haar aan. “Luister lieverd”, zeg ik met meer geduld dan ik op dat moment voel, “die mannen daar hebben regenlaarzen aan tot onder de oksels, ik neem aan dat dat betekend dat het hier niet diep is.
Als het niet veilig was zouden ze hier geen mensen in bootjes gezellig door een onderaardse rivier laten varen.” Ze sputtert nog wat tegen en is overduidelijk boos maar in dit geval heb ik haar liever boos dan bang en in paniek. De mannen stappen het water in en gaan voor de bootjes staan. Als iedereen goed zit en de bootjes niet meer zo enge schommelen beginnen de mannen de bootjes voort te trekken. Ik weet even niet goed wat ik daar nou mee moet en een heel ouderwets beeld van de trekschuit komt in me op. We varen langs prachtige uitgesleten gangen. Soms doen de mannen expres het licht uit en varen we door het pikkedonker.

Wij zitten in het voorste bootje en als we bij de grote zaal aangekomen zijn moeten we even wachten op het bootje achter ons. We zijn allemaal muisstil, we weten dat we in een grote ruimte zijn maar kunnen er amper een voorstelling van maken omdat het te donker is. We gaan puur op het geluid en de echo af. Als het tweede bootje op de plek ligt gaan de mannen aan de kant staan en gaan de lichten helemaal uit terwijl de muziek van Vangelis door de boksen klinkt. Verdeeld door de grote zaal gaan lichten aan, we zien verschillende gedeeltes van de zaal maar nog niet het geheel. Als de muziek op een hoogtepunt komt wordt het ineens weer donker en in het donker horen we water stromen. Veel water. Het voelt ongemakkelijk maar als het licht aangaat zien we de indrukwekkende grote zaal in zijn volle glorie en zitten we recht voor een waterval. Het is een adembenemend gezicht en ik ben er stil van terwijl de tranen me in de ogen staan.
Wat is dat mooi en wat ben ik blij dat ik dat moment kan delen met mijn gezin. De muziek wordt langzaam zachter en de mannen trekken ons in het bootje naar de uitgang. De trap naar buiten zit naast de waterval en we moeten uitkijken waar we lopen omdat het zo glad is. Zo uitgelaten als we met de hele groep naar binnen gingen, zo stil en in gedachten verzonken lopen we allemaal weer naar buiten, het zonnetje in.

De dagen daarna vliegen om. We gaan een keertje uit eten en bestellen op hilarische wijze in het frans een pizza. We gaan nóg een keertje uit eten maar dat is meer omdat het een feestdag was waar wij geen vermoeden hadden en dus in de hele regio voor een dichte supermarkt deur komen te staan. Deze keer bestellen we op hilarische wijze vier broodjes hamburger met friet maar als we bij de sausjes aangekomen zijn raakt de man waarbij we de bestelling doen het spoor bijster. Wij kunnen het hem niet kwalijk nemen en laten ons verrassen met wat er uiteindelijk op ons bord beland. En dan is het tijd om in te pakken. Ik zie op tegen de terugreis omdat ik niet weer langs Charleroi wil en liever ook niet langs Brussel en Antwerpen.
We nemen de alternatieve route die Tomtom voor ons bedenkt dan ook dankbaar aan. Het wordt Namen-Luik-Maastricht. Nog één keer langs de supermarkt om flink wat dingen in te slaan die in Nederland niet verkocht worden en dan gaan we op weg. Natuurlijk huil ik als we de straten van Cerfontaine achter ons laten, ik weet niet wat dat is, waarschijnlijk van mijn oma geërfd die kon dat ook zo goed. We rijden nog één keer over de Barrage en dan zijn we op weg naar huis.


maandag 2 september 2013

Het kunstproject (een tussendoortje)


En zo lopen wij vandaag door de stad op zoek naar een kadootje voor mijn jongste die later deze week verjaart. We vinden het allemaal niet gemakkelijk een cadeau te vinden voor een jongen die veertien wordt maar hij heeft ons met een duidelijke omschrijving van wat hij graag hebben wil op pad gestuurd. Na enig kinderachtig gedrag in de parkeergarage alwaar Amanda verzucht: “kunnen jullie nou nooit eens normaal doen?”, lopen we via het raadhuisplein richting de hoofdstraat.
Op het raadhuisplein zie ik vanuit mijn ooghoek iets interessants gebeuren en ik houd in. Er zitten mensen op een krukje met hun voeten in een teil met water. Ik grap nog naar Fred dat dokter Fish er nu ook werkelijk alles aan doet om klanten te trekken maar als ik even verder kijk zie ik drie schildersdoeken op de grond liggen. Een meneer is druk bezig zijn schoenen uit te trekken terwijl er een jongedame hem de hand reikt voor hij in de verf stapt. Ik ben geïntrigeerd.
“Wie van jullie wil ook een keertje?”, vraagt een opmerkelijk uitziende  jongen met gitzwarte haren en een zonnebril op. “Nou dat zal ik zijn”, hoor ik mezelf zeggen en ik kijk naar Fred en Amanda “dat wil zeggen, als ik even mag.” Daarbij kijk ik zo aandoenlijk mogelijk en overhandig mijn handtas aan mijn lief die hem braaf aanpakt terwijl Amanda wat op afstand gaat staan waarbij duidelijk moet worden aan de winkelende mensenmassa dat ze niet bij ons hoort. Ze weten al hoe laat het is. Sinds ik avonturier ben geworden kan ik bijna niets opmerkelijks of onverwachts weerstaan. Fred pakt zijn mobieltje alvast uit zijn broekzak en zet hem op filmen terwijl ik mijn schoenen uittrek en mijn broek opkrul. De opmerkelijk uitziende jongen geeft mij een arm en ik stap in de verf. Het is glibberig en kriebelt tussen mijn tenen. En zo stap ik met goed lichtblauw gekleurde voeten op het schildersdoek. “Ik wil wel daar lopen waar nog niemand gelopen heeft hoor”, roep ik vol enthousiasme, waarmee ik de opmerkelijk uitziende jongen op mijn beurt intrigeer. “Dat vind ik nou leuk”, zegt hij terwijl hij mijn uitspraak nog eens voor zichzelf herhaalt. 


Aangezien ik nog twee keer met de voetjes in de verf en over een schildersdoek moet begin ik een praatje en treuzel ik zo lang als maar enigszins kan. Ik wil de ervaring maximaal uitbuiten. Zo leer ik dat de doeken in het Coda museum komen te hangen, dat de verf waar ik in sta acrylverf is en dat ik de eerste en waarschijnlijk de enige ben die daar wil lopen waar nog niemand gelopen heeft. Ik realiseer me dat ik de opmerkelijk uitziende jongen iets meegegeven heb waar hij vanavond waarschijnlijk nog even over nadenkt, missie geslaagt. Ik ga achtereenvolgend in lichtblauw, iets donkerder blauw en nog donkerder blauw staan voor ik ook bij de teilen aanbeland om mijn voeten te wassen. Ik krijg een schone handdoek aangereikt en wordt bedankt voor de moeite. Waarop ik op mijn beurt hun bedank voor de ervaring. En natuurlijk ga ik binnenkort naar de Coda om op zoek te gaan naar mijn voetafdrukken!











zondag 1 september 2013

De Rode Krokodil (vakantieavonturen deel 2)

Het is midden in de nacht als we de kinderen wakker maken. Het is de hele avond al bewolkt maar wij willen ze graag de sterrenhemel laten zien en zij willen op zoek naar vallende sterren. Daar zijn ze vanavond extra lang voor opgebleven. Maar jammer genoeg trok het niet open en dus dropen ze af naar bed. Als mijn lief Djoy nog een keertje langs het meer trekt voor een laatste plasje voor de nacht komt hij terug met de mededeling dat het opengetrokken is en we besluiten onze schone slapers toch maar te wekken. Dat gaat niet zonder slag of stoot maar uiteindelijk staan er twee slaapdronken kinderen in de woonkamer klaar om te gaan. We nemen een kleed mee en zoeken een donker plekje op het park om neer te strijken. Zodra we daar aangekomen zijn en net goed en wel liggen trekt het weer dicht. We besluiten het even aan te zien, net was het immers ook wolkenloos dus wie weet. Maar na een tien minuten liggen kou kleumen vinden we het welletjes en pakken we ons boeltje weer in. Jammer, morgen weer een dag.

Nu we de Barrage hebben gezien willen we eigenlijk wel een stukje over het meer varen. Dat kan. In de vorm van de rode krokodil ofwel Le Croc Rouge. We melden ons wederom bij het bezoekerscentrum en  laten ons ook nu weer als makke lammetjes meevoeren met de andere toeristen. Eerst krijgen we een filmpje te zien, verplichte kost voor we überhaupt in mogen stappen. Daar zien we dat Le Croc Rouge een amfibie bus is, één van de negen op de hele wereld.Hij kan op de weg rijden en in het water varen. Dit is voor ons geen nieuws, we hadden hem al zien staan, de verrassing was er al een beetje af. Als het filmpje is afgelopen mogen we instappen, iedereen zoekt een plekje en we krijgen een koptelefoon op om niets te missen. Het is een rare gewaarwording om in een bus te zitten waar iedereen muisstil zit te luisteren naar de informatie die tot ons komt. En zo rijden we langzaam richting de plek waar we te water gaan. Het is een ritje van hooguit tien minuten. Als we op de schans staan krijgen we voor we de plomp inrijden eerst nog te horen waar de reddingsvesten liggen, hoe die te gebruiken en, voor het geval we echt mochten zinken, waar de reddingsboot zit. Heel geruststellend allemaal……. De kapitein telt af, geeft vol gas en rijd zo het meer in. Dat gaat met een enorme golf maar we drijven. Vervolgens moeten de motoren neergelaten worden anders komen we nooit vooruit, en daar gaan we.

Tijdens de vaart horen we via de hoofdtelefoons hoe het meer tot stand is gekomen. Ondertussen loopt de kapitein weg van het stuur terwijl onze gids kinderen vraagt of zij misschien zin hebben om Le Croc Rouge te besturen. De meesten laten die kans niet schieten en net als we denken dat Jasper zich daar inmiddels te oud voor voelt wordt hij gevraagd en zegt hij ja. Gelijk heeft hij, wanneer krijg je die kans? Het gekke is dat alles in stilte gebeurd, iedereen zit ingespannen te luisteren naar de informatie die we horen via de hoofdtelefoons.
Zo leer ik dat het meer 50 meter diep is op het diepste punt, dat er ooit een kasteel heeft gestaan die ze met dynamiet hebben opgeblazen omdat men bang was dat de duikers er in zouden verdwalen, en dat we even later over een helicopter zullen varen die daar juist achter gelaten is om het voor duikers aantrekkelijker te maken. Heel leerzaam allemaal. Na ruim een half uur varen komen we aan de andere kant, tijd om uit het water te rijden. Dat gaat iets soepeler dan het water inrijden. De rit is alweer bijna ten einde, rest ons nog over de Barrage terug rijden naar het bezoekerscentrum. “Jammer dat Amanda ineens dieptevrees heeft ontwikkeld”, zeggen we tegen elkaar , “zo eng was het niet!”


’s Avonds is het helder en wij houden de vingertjes gekruist dat dat zo zal blijven tot het echt goed donker is. Rond een uur of elf staan we klaar, gewapend met een picknickkleed, een zaklamp en een verrekijker. We lopen richting het hele donkere heuveltje en zijn voor het eerst blij dat Amanda haar telefoon niet heeft thuisgelaten. Met haar zaklampfunctie kunnen we de grote stenen, die niet zichtbaar zijn in het pikkedonker, goed zien. Het is gelukkig niet zo koud als de avond ervoor. Als we eenmaal liggen wijs ik de melkweg aan en laat ik ze zien hoeveel satellieten er eigenlijk langskomen, gemiddeld drie per tien minuten. Dat zie je niet in de stad, in Apeldoorn is teveel lichtvervuiling. We wachten rustig af, vandaag is de dag dat we door de Perseïden-meteorenzwerm trekken met de aarde en zijn er veel vallende sterren te zien. Amanda heeft er ooit in Apeldoorn al eens één gespot maar Jasper heeft geen idee wat te verwachten. Ik heb er deze vakantie elke avond gemiddeld twee gezien vanaf ons terras dus ik verwacht er veel van.
Maar hoe we ook turen en hoeveel sterren we ook zien, er zit geen vallende ster bij. Jasper is enigszins gedesillusioneerd en pakt de verrekijker. En je zal het zien he? Net als hij door de verrekijker tuurt zien wij een prachtige vallende ster. “Ooh mooi”, roepen we alle drie tegelijk. Wat Jasper doet denken dat wij hem in de maling nemen. Maar na 5 minuten intensief speurwerk en vasthoudendheid is het voor hem dan ook eindelijk zover, hij ziet zijn allereerste vallende ster. “Was dat alles?” is zijn reactie en ik vraag me af wat hij er in zijn hoofd van gemaakt had. Maar zoals met zoveel dingen, als je eenmaal de smaak te pakken hebt vraagt het om meer. En zo liggen we daar met zijn vieren, volkomen gelukkig naar de hemel te kijken tot het echt te koud wordt en wij te moe zijn.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Meteorenzwerm