woensdag 8 april 2015

Een poging tot een blog over hoe ik mijn eigen kamer kreeg

Vorige week liepen we met Nanda en Jeroen door Utrecht. We waren daar verzeilt geraakt door een concert wat die avond zou plaats vinden en waar we graag naar toe wilden met z’n allen. Op zich was dat natuurlijk al een goed teken, het feit dat ik weer zin krijg om dingen te ondernemen. We waren vroeg in Utrecht en liepen langs de oude gracht te kuieren op zoek naar een spelletjeswinkel toen we langs een enorm groot gebouw kwamen. Geen van ons wist welk gebouw het was maar ik zat hardop in mezelf te praten toen ik kennelijk aan de hele groep mede deelde dat er vroeger hoogstwaarschijnlijk wel koetsen gestopt waren voor dit gebouw. Een stukje verder kwamen we een zo mogelijk nog imposanter gebouw tegen en ik vond dat echt een schouwburg. En zo vertelde ik hardop het verhaal dat er vroeger koetsen stopte voor het ene gebouw om de aristocraten een kleine honderd meter verderop bij de schouwburg af te zetten. “Want reken er maar op dat die mensen echt niet met hun nette schoenen door de stront gingen lopen hoor”, verkondigde ik met veel overtuiging. “Weet je wat jij moet doen?” zei Jeroen, “jij moet hier met een vlaggetje gaan lopen gidsen. Niemand die erachter komt dat het allemaal verzonnen is zolang het maar een goed verhaal is!” En ik bedacht me toen en daar dat, tot mijn grote opluchting, de verhalen weer terugkomen in mijn hoofd. Er komt heel langzaamaan weer ruimte voor het verzinnen van zinnen en dat aan elkaar te breien tot een verhaal. En toen bedacht ik me dat het misschien weer tijd werd voor een blog.

Maar waar ga je dan als eerste over schrijven, vroeg ik me ’s nachts in bed af toen ik weer eens niet kon slapen. Want hoewel de verhalen terug komen lijkt het wel alsof te tijd zich in tweeën heeft gesplitst; voordat mijn vader dood ging en nadat mijn vader dood ging. Voor jullie lezers is dat helemaal niet relevant maar mijn tijdswaarneming is er op dit moment van afhankelijk. Ik weet namelijk amper wat op te noemen wat zich afgespeeld heeft nadat mijn vader overleden was maar wat er daarvoor gebeurd is staat me nog duidelijk voor de geest. En dit verhaal begint op een  moment dat mijn vader nog leeft en ik een wens heb, namelijk een eigen kamer. Voor mezelf, zodat ik ongestoord aan het werk kan en voor mijn handwerkspullen omdat het overal en nergens ligt in ons huis.

Want wie even in mijn blogarchief duikt komt ergens een blog tegen die ik schreef rond een oud en nieuw waarin ik de wens uitsprak meer dingen zelf te maken en zelf te doen. Hoewel ik daar uiteindelijk heel weinig over geschreven heb, ben ik ondertussen één katoenen deken, 6 omslagdoeken, een kussen, redelijk wat taarten (zowel wortel als chocolade), een Wreck-This-Journal, twee sjaals, 5 mutsen, een half kleurboek en een stukje Granny Square verder. Ik kon niet haken maar inmiddels heb ik het helemaal begrepen. En die taarten zitten bij ons alle vier op de heupen. Neem dat van mij aan. Ik zie overal projecten in en kan niet meer rustig een avondje tv zitten kijken. Ik moet wat in de handen hebben. Of dat nu een taart is of een haakwerk. Het enige nadeel is dat ik niet meer fatsoenlijk langs een hobbywinkel kan. Ik word helemaal blij van alle wol, al die kleurtjes en al die dingen die ik zou kunnen gaan maken. Dat er nog heel wat projecten op mij liggen te wachten vergeet ik dan voor het gemak maar even. En zo ligt ons hele huis vol met spul en raakte ik het overzicht kwijt. Vond ik ergens weer een tas met wol en dacht dan: “Ojaa daar wilde ik nog een vest van haken….lag dat hier?” En omdat ik vaak hardop denk als ik alleen thuis ben verdiend dat zinnetje de haakjes openen en sluiten. Ik kon er ook slecht tegen. Wie mij een beetje kent weet dat ik redelijk neurotisch kan zijn in waar dingen horen te liggen. Dat vindt dan weer zijn oorsprong bij de beperkte hoeveelheid energie die ik heb en dat ik het dus zonde van mijn energie vind om halve dagen op zoek te zijn naar dingen. Maar dat terzijde. Een eigen kamer zou betekenen dat ik alles bij elkaar had en dus wat meer overzicht had in wat ik nog graag maken wilde. Dat ik dat ongestoord zou kunnen doen EN (niet onbelangrijk) Ik zou mijn naaimachine er kwijt kunnen. Als ik nog niet klaar was met iets dan zou ik alles kunnen laten liggen tot de volgende dag of de dag erna, afhankelijk van hoe ik me voel.

Die eigen kamer, dat werd niet makkelijk. Ik zal er niet omheen draaien. Wij hebben geen zolder in ons huis maar wel een vierde slaapkamer. Deze is uit pure nood uitgeroepen tot algemene rommelkamer. Eigenlijk was het als logeerkamer bedoeld maar omdat alles waar we even niet van wisten wat we er mee wilden in deze kamer belandde was het al snel een rommelkamer. En omdat het geen grote kamer is werd het al snel een troep. Elke drie maanden stond ik hem uit te ruimen, spullen uit te zoeken en weer in te ruimen. Ik heb mijn vocabulaire redelijk uit kunnen breiden dankzij deze kamer. Want laten we eerlijk zijn, op een gegeven moment ben je er wel klaar mee. “Kan nou niemand in dit huis de boel netjes laten???” riep ik dan in mijn frustratie. “Jawel hoor, daarom staat het ook allemaal in de rommelkamer!” kreeg ik van één slimmerd als antwoord. Die krijgt geen taart, dacht ik vol rancune. Maar je voelt ‘em al, als ik een eigen kamer wilde dan zou de rommelkamer plaatst moeten maken en dat zou betekenen dat er echt een heleboel weg zou moeten. Ook dingen die ik liever gehouden had mocht ik de ruimte er wel voor hebben. En zo ging ik, nadat mijn vader dood was, op een ochtend naar boven en deed ik de deur open van de rommelkamer.
Op dat moment had ik meer dan ooit een plekje voor mezelf nodig. En dus schoof ik een berg troep op om op het bed te kunnen zitten, keek ik eens even om me heen, zuchtte een keertje diep en begon met sorteren. De eerste tas die ik tegenkwam was een tas vol spul, cadeaupapier, lintjes en daar ergens tussen vond ik een kaart. Ik haalde de kaart uit de tas en las wat er op de envelop geschreven stond: Voor mijn lieve dochter…..Het was de laatste kaart die mijn vader ooit aan mij zou schrijven voor mijn verjaardag. Ik heb de kaart geknuffeld. En ik heb gehuild. En na een kopje koffie heb ik mezelf weer bij elkaar geraapt en ben verder gegaan. Want de kamer moest zo goed als leeg, dat had ik bedacht.


Ik ben twee dagen bezig geweest om uit te zoeken wat er weg kon, wat we zeker wilden houden, wat er verkocht kon worden en wat we weg wilden geven. Ik had in één dag voor €100,- aan spullen verkocht en we zijn uren zoet geweest bij de stort met het sorteren van onze ooit zo gekoesterde rotzooi. Ik vond oude agenda’s terug, schoolspulletjes van toen de kinderen nog klein waren en mijn dagboek uit 2007/2008 waarin ik schreef toen ik zo verschrikkelijk ziek was en waar ik mijn begrafenis in beschreven had. Ik vond oude kranten terug die ik ooit van mijn oma gekregen had en waarin verslag werd gedaan van de maanlanding, de moord op president Kennedy en Martin Luther King. Ik vond de kruiken terug waar we de hele winter al zo naar op zoek waren geweest, allemaal netjes bij elkaar en achteraf heel logisch opgeruimd. En toen ik dat allemaal uitgezocht en bekeken had, had ik eindelijk genoeg ruimte gecreëerd voor een bureau. Maar voordat die er kwam gingen er nog wat weken overheen als ik het me goed herinner. Kijk, hier zit dus een gat in mijn geheugen en ik zou het vast en zeker in mijn agenda na kunnen kijken want we gingen op zoek naar een bureau bij de IKEA en dat heb ik vast en zeker opgeschreven. Ik weet dat ik een aantal malen de rommelkamer in ben gelopen om te genieten van de ruimte. Het is maar een heel klein kamertje maar met alle troep eruit kwam het op mij over als een balzaal. Toen we eenmaal bij de IKEA geweest waren heeft Fred diezelfde dag het bureau voor mij in elkaar gezet en de schapjes, die ik ook graag wilde, opgehangen. En toen was het klaar om in te richten. Daar heb ik best lang over gedaan. Niet dat ik zoveel spullen kwijt moest….nou ja, eigenlijk ook wel, een klein beetje. Ik vond het namelijk zonde om die maagdelijk kamer ineens weer vol te stouwen en wat wilde ik waar nu precies hebben? Maar vooral omdat ik heel wat uurtjes, zittend op de bureaustoel, voor me uit heb zitten staren en m’n gedachten kon laten gaan. Wat een rust! Voor zolang dat duurde dan. Want nu we een aantal weken verder zijn en ik mijn kamer heb ingericht en de spulletjes op hun plek liggen en ik op bepaalde momenten naar boven verdwijn om even alleen te zijn duurt het gemiddeld ongeveer tien minuten voor er iemand naast mijn bureautje staat en zegt: “Zo, zit je lekker in je eigen kamer?” Kennelijk is het voor iedereen nog wennen dat ik een aantal uurtjes van de vloer ben. En heel eerlijk gezegd ben ik blij dat ze me beneden missen. Dat houdt waarschijnlijk in dat ik toch niet zo’n verschrikkelijk geweest ben de afgelopen maanden als dat ik gedacht had.  


woensdag 11 februari 2015

Zo erg is het dus wel....

Ergens deze week (ik ben vergeten wanneer) werd ik wakker gefloten door een vogeltje. Nou heb ik mijn slaap hard nodig omdat ik op het punt sta om bij de enkels af te breken en in eerste instantie was ik boos, stomme rotvogel. Maar ik bedacht me net op tijd dat dit de eerste keer van het jaar was dat ik wakker gefloten werd door een vogeltje en dat dat maar één ding kon betekenen: de lente komt eraan! Heel stiekem was ik ook wel toe aan vogeltje dat me wakker floot, het was een lichtpuntje waar ik maanden naar uitkeek.
Een ieder die een dierbare is verloren weet dat de eerste tijd erna, laten we zeggen, hectisch is, vooral als er veel geregeld moet worden. Mijn zus en ik, wij missen onze vader en er is een grote groep van zijn vrienden die de stilte ook dagelijks moeten trotseren. Maar op mijn zus en mij rust de schone taak zijn nalatenschap tot een goed einde te brengen. En dat gaat niet zonder slag of stoot. Dus bovenop alle verdriet komt een hoop ergernis over hoe bedrijven het gemis van onze vader aanpakken. Dat maakt de verwerking er niet makkelijker op, vooral niet omdat we een dagtaak gehad hebben aan het regelen van de meest simpele dingen.

Zo moest ik  bij de bankrekeningen van mijn vader kunnen, ik moest gemachtigd worden om uit zijn naam de rekeningen die er nog waren te betalen. Zekerheidshalve was ik met de hele papierwinkel naar een filiaal van de bank gegaan, dan wist ik zeker dat het goed over zou komen. Met de hele papierwinkel bedoel ik dan dat ik bij me had: een akte van overlijden, mijn legitimatie en de akte van erfrecht. Ik moest aan kunnen tonen dat hij echt dood was, ik een kind van mijn vader was en dat ik echt wel was wie ik zei dat ik was. Ik snap dat wel. Ik zou het niet leuk vinden als er zomaar iemand naar de bank kan gaan om de rekeningen van mijn vader te claimen. De mevrouw achter de balie was fantastisch, wat een lieverd! Ze heeft met heel goed geholpen, stuurde alles naar haar collega’s van de nabestaandendesk en ik mocht zelfs even op de rekening van mijn vader kijken of er nog genoeg saldo was voor automatische incasso’s. Dat was er niet, niet omdat mijn vader een slecht financieel beleid had maar omdat alles wat hij aan inkomsten had stil gezet was. Wat niet erg was want hij had nog een spaarrekening om de tekorten aan te zuiveren, ik maakte me dus absoluut geen zorgen. Als ik eenmaal bij de rekeningen kon, kon de zaken goed afgehandeld. En toen begon de ellende…..

Want als jullie nu denken dat het toegang krijgen tot een rekening een kwestie is van een aanpassing maken in de computer zodat je inzicht krijgt in de rekening van je overleden ouder achter je eigen rekeningen dan zit je in principe goed. Dat dat een hele moeilijke handeling is voor een bedrijf als een bank blijkt uit mijn ervaringen.  De mevrouw achter de balie beloofde mij dat alles binnen vier tot acht werkdagen geregeld zou zijn. Ik gaf het precies acht dagen voor ik belde. “Nee”, zei de mevrouw van de nabestaandenhelpdesk, “we hebben nog niets van u binnen gehad.” Ik was even uit het lood geslagen maar ze vroeg me om alles nogmaals op te sturen en dan zou het voor elkaar komen. Ditmaal stuurde ik de hele santenkraam via de mail op, direct naar de plaats waar het hoorde. En op aanraden van de telefoonmevrouw ook maar spoed in het onderwerp van de mail gezet zodat zij wisten dat dit snel afgehandeld moest worden. Nadat ik dat gedaan had ben ik ook maar even verhaal gaan halen bij het filiaal en ik trof het want die lieve mevrouw die me zo goed geholpen had stond er nu ook. Ik vroeg haar om uitleg, vertelde haar dat ik boos was want het was nogal vertrouwelijke post die kwijt geraakt was. Zij liet mij de mailwisseling tussen haar en een collega zien waaruit bleek dat alles wel goed over was gekomen maar ze zou het zekerheidshalve nog een keertje versturen. “En uw papieren liggen gewoon in het archief”, zo stelde ze me gerust.

Om een lang verhaal kort te maken, in totaal heb ik de hele rambam vijf keer op moeten sturen voor ik eindelijk een brief kreeg van de bank. Daarin stond dat ze de door mij aangeleverde informatie goed hadden ontvangen maar ze twijfelden over de akte van erfrecht, had ik daar een stukje tussenuit gehaald? Het zou hun zeer verheugen als ik alles nog een keertje op wilde sturen. Met het stoom uit de oren ben ik in de telefoon geklommen. Nee, ik stuur het niet nog een keer op. De akte van erfrecht is compleet, jullie moeten beter lezen, het staat nu vijf keer in jullie systeem zoek maar wat harder. Kennelijk moet je je eerst boos maken want toen ik drie dagen later inlogde om te kijken hoe wij er die maand financieel voorstonden stonden daar ook ineens de rekeningen van mijn vader tussen. Toen heb ik wel even gehuild.

Ik hoor jullie denken, ja dat is de bankrekening van je vader, je kan er nu toch bij? Maar dat dat gelummel van de bank consequenties had voor de verdere afhandeling van zijn zaken mis je dan. Want ik had een stukje terug toch verteld dat mijn vader niet voldoende saldo op zijn rekening had staan voor de automatisch incasso’s? En dat ik voor de betalingen afhankelijk was van zijn spaarrekening? In de weken dat ik niet bij zijn rekeningen kon werd er dus ook niet betaald en omdat wij niet konden zien welke bedrijven een automatisch incasso hadden en dus betaald moesten worden zodat we op voorhand konden bellen, stroomde de aanmaningen binnen. En zo hebben  mijn zus en ik elk bedrijf waar nog een rekening openstond moeten bellen. Dat kennen jullie wel he?
De ergernis van het minutenlang in de wacht staan, de keuzemenu’s waar niet uit te komen is en die juist bedoeld zijn om u zo goed mogelijk te woord te kunnen staan, de afgrijselijke achtergrondmuziekjes die zogenaamd klantvriendelijk moeten zijn maar die eigenlijk alleen maar agressie uitlokken omdat je belt over een sterfgeval en de muziek altijd vrolijk is, het uitleggen wat er aan de hand is enzovoort enzovoort. Bij de meeste bedrijven was er niets dan begrip voor de situatie en daar mag best een applausje voor gegeven worden. De uiterste betaaldata werden met één druk op de knop op een maand later gezet, dan konden we toch wel bij de rekeningen? Er waren er ook een paar die niet aan uitgestelde betalingen deden. Die hebben we uit eigen zak moeten betalen, wat niet nodig was geweest als de bank een beetje tempo had gemaakt. En als jullie nu denken dat alles klaar is, zit je er weer naast. Want ondertussen had ik, toen de door ons aangevraagde uitgestelde betaaltermijn van vier weken verstreek, nog steeds geen toegang tot de rekening van mijn vader. En dus moesten mijn zus en ik weer de beschamende tocht maken langs alle bedrijven om nogmaals uitstel van betaling aan te vragen. We hadden er een dagtaak aan en wat een stress leverde dat op zeg. Het is niet iets wat je wilt doen als je midden in een rouwproces zit. Dat begreep de bank uiteindelijk ook en zo ontving ik een bloemetje als excuus, wat ik dan toch kon waarderen. Al was het maar omdat voor iedereen duidelijk was dat ze ernstig in gebreke waren gebleven.

Dat de bank niet de enige was die blunderde mag duidelijk zijn. Als je ergens na het lezen van deze blog toch nog denkt dat wij met z’n allen de zaken goed geregeld hebben in Nederland dan ga ik je nu uit de droom helpen. Zo ontvingen mijn zus en ik na het melden (telefonisch en twee keer op papier) van het overlijden van onze vader een brief van een verzekeringsmaatschappij gericht aan hem: Geachte heer Volkers, u heeft aangegeven dat u een wijziging wilt doorgeven……..Pijnlijk! En er was één bedrijf die een incassobureau op ons afstuurde omdat mijn vader kennelijk zijn rekening (a vijf euro) verzuimd had te betalen. Met incassokosten er bovenop moesten we binnen veertien dagen vijfenveertig euro overmaken. Uit mijn vaders administratie bleek dat hij nooit zo’n abonnement gehad had en het had er alle schijn van dat dit bedrijf er op uit was een slaatje te slaan uit het verdriet van een ander. Iets wat mijn zus op fantastische wijze opgelost heeft (waarvoor hulde) maar netjes is het natuurlijk niet om als bedrijf zijnde te willen profiteren van een overlijden en alle administratieve rompslomp die daar bij komt kijken. Waarschijnlijk hoopten ze dat we klakkeloos zouden betalen. Het overschrijven van de belasting van mijn vader op mijn naam was al even moeilijk. Nou ben ik al jaren een belastingbetaler en je zou denken dat mijn naam bekend is bij de belastingdienst. Maar nee, Ik kreeg gewoon een brief met een verkeerde naam. Kan je weer gaan bellen. En er raakte vertrouwelijke post kwijt omdat de bank het niet nodig vond om de boel aangetekend te versturen. Had ik zelfs nog voorgesteld dat het op mijn kosten mocht, gezien onze ervaringen de afgelopen maanden waarin niets maar dan ook niets eens goed ging en niemand zijn werk gewoon deed. Alles stond er in, mijn naam, adres, rekeningnummer en geboortedatum plus wat het saldo was op de rekeningen van mijn vader……ik heb er slecht van geslapen die nacht. We hebben zoveel moeten bellen, zoveel mensen aan de telefoon gehad dat ik op een gegeven moment verzuchtte dat de volgende die mij zou condoleren met het verlies van mijn vader een Hong-Kong-Phooey om zijn of haar oren zou krijgen. Mijn zus en ik, we waren eruit, als je dit soort verhalen hoort dan denk je: zo erg kan het toch niet zijn? Maar zo erg is het dus wel. Je zou toch denken dat instanties wat secuurder zijn als het op een sterfgeval aankomt.


Nu alles geregeld is kom ik dan eindelijk toe aan verwerking. Ik ben niet alleen verdrietig om het verlies van mijn vader maar merk ook dat ik verdriet heb over de hele gang van zaken als het op de afhandeling aankomt. We zijn geleefd de afgelopen maanden dat durf ik rustig te stellen. En een vriendelijk persoon te spreken krijgen in een enorm bedrijf wat prat gaat op klantvriendelijkheid is een zeldzaamheid geworden. Niet alleen is mijn vader dood maar wat hebben we moeten vechten om de meest simpele dingen voor elkaar te kunnen krijgen. Dat het gelukt is mag een klein wonder heten. Nog even terug naar die hele lieve dame aan de balie bij de bank. Zij zei dat ze het afhandelen van sterfgevallen altijd zo naar vond. Ik snap dat maar vertelde haar dat ze het ook anders kon bekijken.” Dit is nog iets dat je voor mijn vader kan doen”, zei ik haar. En toen kreeg ik een arm om mijn schouder, deze dame was niet bang voor de tranen die daar bij mij op volgden. Maar nu het meeste rond is en er niets meer is wat ik voor hem kan doen merk ik hoe stil het is. Het is een rust waar ik in alle stress zo naar verlangd had en waar ik me nu geen raad mee weet. Ik weet niet wat ik liever heb. De stress maar het idee dat ik nog wat doen kan voor mijn vader of de stilte en moeten accepteren dat hij er niet meer is en hoezeer ik hem mis. Ik kom op dit moment niet verder dan slapen, op de bank hangen, series en films kijken waar ik niets van opsla en me af en toe nog herinneren dat ik wat eten moet of moet douchen. Ik doe alles plichtsmatig en ben er totaal niet bij met mijn hoofd. Dus wat was ik blij dat ik wakker werd van dat vogeltje………


maandag 8 december 2014

Stil

Soms wou ik dat als het hard waaide ik mezelf kon versnipperen en me mee kon laten voeren op de wind. Het is al twee weken dat je er niet meer bent. Ik kan me nog herinneren dat ik je, niet zo lang geleden, op belde. “Ik heb nou al twee weken niets van je gehoord, gaat het wel goed met je?” Nou had ik natuurlijk zelf ook kunnen bellen maar je moest lachen. “Ik ben ook zo druk, de tijd vliegt. Maar ik zal je beterschap beloven en het gaat goed hoor!” zei je. Nu blijft het angstvallig stil. Er gebeurd van alles om mij heen, dingen die ik je graag zou willen vertellen maar dat kan niet meer. Plotseling overleden en het gat dat je achterlaat is immens. Weet je dat wel papa?

En dus doen we de dingen die je moet doen als iemand die je dierbaar is er ineens niet meer is. We ruimen je huis leeg, proberen in je administratie te ontdekken wat er allemaal opgezegd moet worden en verdelen de spullen. Het is raar om je huis binnen te lopen. Ik verwacht iedere keer dat je daar op de bank zit en vraagt of we zelf even koffie willen maken? Ik bel instanties af om te vertellen dat je er niet meer bent en probeer zo goed en zo kwaad als dat kan ondertussen thuis ook de boel draaiende te houden. Het mag een wonder heten dat we elke dag toch nog een schone onderbroek aan kunnen trekken. Ik leef in een coconnetje, het is alsof ik vanachter glas toekijk hoe de wereld doorgaat. Voor mij staat ie even stil namelijk.

Ik houd me heel hard vast aan de herinneringen. Ik realiseer me terdege dat vanaf hier alles ander wordt. Zo liet ik laatst de hond uit en hoorde ik vuurwerk knallen. En daar aan het kanaal bedacht ik me dat ik tijdens oud en nieuw om 12 uur geen telefoontje meer van je krijg. En we hebben ineens een kerstdag over, die was elk jaar speciaal voor jou gereserveerd. En nu we het toch over kerst hebben…..Vorig jaar was je ook uitgenodigd en stond je al om half 12 ’s morgens op de stoep. “Ik ben toch niet te vroeg?”  vroeg je verschrikt bij het zien van de totale familie nog in de pyama. Nee papa, we wilden net gaan aankleden. We aten stoofpeertjes met een runderlapje, gewoon omdat je voor jezelf nooit stoofpeertjes maakte (te veel werk) maar ze wel heel lekker vond.

Elke morgen word ik nog wakker met de gedachte dat je er niet meer bent. Weer een dag zonder jou. En ik ben blij met zoveel lieve mensen om me heen waar ik even in de luwte van mijn verdriet om jou kan zijn. Het zijn de kaartjes, de telefoontjes, de appjes en knuffels van mensen die willen laten weten dat ik niet alleen ben, die me er door trekken. Zo veel om voor te leven nog maar wat een angst overvalt me dat ook kwijt te raken. Enige realiteitszin ontbreek mij hier op dit moment totaal. Als je vader zo plotseling uit het leven gerukt wordt is het moeilijk je gedachten er om heen te krijgen dat het een exces is. Ik word er behoorlijk onzeker van, vooral omdat je niet de eerste bent van wie ik afscheid heb moeten nemen binnen hele korte tijd.


Ik voel me zo leeg, het lijkt alsof mijn hele wereld aan het afbrokkelen is. “Ik heb diep respect voor je, jij bent zo sterk”, zei je ooit eens tegen me. Maar mijn verdriet om jou is op dit moment zo verschrikkelijk groot dat ik me afvraag of ik dat wel dragen kan. Er zal ooit een moment komen dat ik weer vol overgave lach en met mijn hele wezen gelukkig ben en ik weet nu al dat als dat moment er is, ik tegelijkertijd weer verdrietig wordt omdat ik dat moment niet met je delen kan. Maar ik ga me er niet schuldig onder voelen. Want je zal altijd mijn vader zijn ook al ben je er nu even niet. En dus zet ik deze week de kerstboom en verdomt, ik denk dat ik ook nog kerstkaartjes ga schrijven. Denk dan maar dat ik dat als therapie of ter afleiding doe ofzo. En als ik je even voelen wil ga ik buiten staan, zoals je me gevraagd hebt in dat allereerste liedje dat ik op de radio hoorde onderweg naar huis de dag voor jou begrafenis. Want je kan me niet wijsmaken dat jij daar de hand niet in hebt gehad. Wilde je toch nog even laten weten dat je goed over gekomen bent? 

Dag lieve papa, vanaf hier gaat het door zonder jou en het gaat, maar nog maar net. Ik mis je. Het is zo stil......





maandag 13 oktober 2014

Vriendinnetjes voor altijd


Een aantal weken geleden werd ik 41 en rekende ik eens terug. Ik ken Angelique al vanaf mijn vierde en dat is dit jaar dus 37 jaar. Bijna mijn hele leven. Vanaf de kleuterschool was het dikke mik tussen ons, het staat zelfs beschreven in de uitvoerige evaluatie die de kleuterjuf ooit over mij schreef. En hoewel we elkaar tijdens ons leven een aantal malen uit het oog verloren, raakten we elkaar nooit helemaal kwijt. Dan was er ineens een telefoontje of klom ik in de pen voor een brief. Ergens in haar huis ligt een doos vol brieven van mijn kant en haar brieven liggen met een mooi lint erom in mijn fijne herinneringen doos. En heel langzaam en geniepig kwam er een einde aan deze vriendschap. Niet omdat we ruzie hebben of elkaar zat zijn maar omdat het leven oneerlijk en gemeen en vreselijk pijnlijk is.

De afgelopen dagen scroll ik door mijn jeugdfoto’s en er zijn er legio van Angelique en ik samen. Ik denk veel aan vroeger, aan hoe we elkaar leerden kennen en aan hoe normaal het eigenlijk was dat wij met z’n tweeën waren. Ik weet niet wie er als eerste bij wie ging spelen maar het zal ongetwijfeld Angelique zijn geweest die als eerste bij mij kwam. Ik was nogal verlegen als kind en durfde niet zo veel, Angelique wel. Die liet zich niet tegenhouden door een ander huis of zo. Het was ook Angelique die als eerste bij mij bleef slapen. Vier jaar oud en achteraf hoorde ik dat ze ontzettend bang was geweest ’s nachts want ze hoorde muizen lopen en ik was al diep in slaap. Maar ze was er en heeft de hele nacht uitgezeten. Opmerkelijk voor een kind van die leeftijd. Het slaapfestijn andersom bij haar was minder succesvol, ik werd al huilend om half 10 ’s avonds thuis gebracht. Om de volgende ochtend per ommegaande weer bij haar thuis afgezet te worden want we gingen toch nog wel spelen?

Wij hadden ons ding, zo jong als we waren. Achteraf gezien durf ik te stellen dat wij smaak en stijl hadden. Zo vonden wij de LP “ik-wist-niet-dat-je-kwaad-werd” van Bert en Ernie he-le-maal geweldig. Sterker nog, we hebben hem grijs gedraaid. Vooral de tijgerjacht, eigenlijk altijd de enige reden van het opzetten van de LP zorgde voor hilariteit. Vol enthousiasme deden we mee door het kantoor van mijn vader terwijl mijn opa probeerde de administratie te doen. HOEI! Met onze roestige pijlsnelle verrekijker trokken we samen met Ernie erop uit op zoek naar tijgers. De berg op en weer naar beneden rennen, over de sloot springen, door het struikgewas kruipen, de rivier overzwemmen, op de tenen langs de troep olifanten en in de boom klimmen om goed rond te kunnen kijken. En als we dan uiteindelijk de tijger gevonden hadden de hele weg weer versneld afrennen want die tijger zat ons natuurlijk op de hielen. HOEI!



Ook konden we Rita Corita’s  “kant aan m’n broek”  letterlijk meezingen. We vingen spinnenwebben met omgebogen twijgjes. En Angelique kon ook iets wat niet veel van mijn vriendinnetjes konden en durfden,  namelijk over het bruggetje fietsen. Het smalle bruggetje tussen ons huis en de winkel vormde voor ons geen enkele belemmering en we fietsen naar hartenlust rondjes. Als we echt avontuurlijk waren dan klommen we bij de wijerd over de goot en kwamen we zo in de ruimte onder de waterval terecht. Reuze spannend allemaal, vooral omdat niemand wist waar we waren en dit dus bij uitstek de beste verstopplek was. In de winter reden we sleetje van de beekswal, we wandelden met onze ouders mee bij de schaapskooi en het Heerderstrand en keken onze ogen uit naar de libellen bij het pluizenmeertje.
We toeterden met de verboden toeter, die bij de trap hing op het werk van haar vader, overduidelijk van mening dat niemand ons kon horen. We werden rozig bij de open haard en verzonnen toneelstukjes voor onze ouders. Daar waren we gerust een hele zondagmiddag druk mee terwijl de daadwerkelijke uitvoering niet meer dan 2 minuten in beslag nam. Zo rond de kerst keken we vol verwondering naar de angel chime. En wat hielden we van Holly Hobby maar nog meer van Sarah Kay…….

……..Al weken staat deze blog tot zover in mijn computer opgeslagen. Ik weet niet hoe nu verder te schrijven en hoe te eindigen. Want het eindigt natuurlijk niet goed. Vlak nadat bleek dat Angelique zo ziek was had ik haar aan de telefoon. Ze verzuchtte dat iedereen vroeg hoe het met haar ging, wat natuurlijk heel meelevend was, maar dat ze zo graag gewoon door wilde gaan. Ik sprak met haar af dat ik er niet naar zou vragen, dat als ze het wilde vertellen of iets kwijt wilde ik er altijd voor haar was maar dat die keuze bij haar lag. Niet omdat ik niet geïnteresseerd was maar omdat ik het begreep. Als iedereen overal waar je komt vraagt hoe het met je gaat en je, hoe goed bedoeld ook,  zo meelevend aankijkt word je continu geconfronteerd met je ziek zijn en met wat er nog komen gaat. En dat is bijzonder pijnlijk. En dus hadden we het over haakpatronen, lekkere taartrecepten en de kinderen. We spraken over haar bucket list en dingen die ze nog graag wilde doen voor ze zou overlijden. We spraken over de dingen die ze af kon strepen op haar bucket list. We hadden een te gekke dag in een geleende cabrio en waanden ons Thelma and Louise. Voor haar verjaardag vorig jaar had ik stad en land afgezocht naar een miniatuur cabio en verdomd, ik vond hem, ook nog in exact dezelfde kleur! Voor mijn verjaardag kreeg ik van haar twee armbandjes. Ze had ze allebei apart ingepakt en genummerd. Want ik moest ze wel in de juiste volgorde open maken. In pakje nummer één zat een armbandje met de ingegraveerde tekst: “We’ll be friends forever Pooh, won’t we? Piglet asked. In pakje nummer twee een armbandje met de tekst: “Even longer,” Pooh answered.

Dit jaar kwam ze op mijn verjaardag. Ik zag het al toen ze in de deuropening stond….dit is helemaal niet goed. Maar ze was er en na ik achteraf van haar man gehoord had was er ook geen stok tussen te krijgen. Ze moest en ze zou naar mijn verjaardag. Ik heb bij haar gezeten, haar door de middag heen gepraat en vast gehouden. En her en der als ik dacht dat ze even niet keek stond ik te huilen. Tot ik achter me hoorde: “Ben jij nou lek?” Ik was er gloeiend bij en probeerde de situatie nog te redden met een: “Ja, het is ook zo warm dat ik zelfs uit mijn ogen zweet!” De weken daarna ging ze heel snel achteruit. Ik heb veel bij haar gezeten en heb haar hand vast gehouden en iedere keer als ik wilde verzitten kneep ze me vast. “Ik ga echt niet zomaar weg hoor,” zei ik dan tegen haar. Of: “Ik ben hier, ik ben bij je”. En elke keer als het tijd was om te gaan vertelde ik haar dat ik heel veel van haar hou en ik kreeg steenvast het antwoord terug: “ik ook van jou.” Toen ik van haar man het bericht kreeg dat ze overleden was ben ik mijn bed ingekropen en ben daar twee dagen blijven liggen, niet in staat tot wat dan ook. Ik voelde me leeg en kapot en onvolledig.


Vlak nadat ze was overleden sprak ik iemand die zei dat het hem heel moeilijk leek dat je weet dat je doodgaat en dat iedereen om je heen na jou overlijden gewoon doorgaat. Ik werd niet eens boos maar begon te huilen. Ik antwoordde dat dat volstrekt niet waar is. Ik zei dat het lijkt alsof iedereen gewoon doorgaat. Je moet ook wel, er zijn nou eenmaal dingen die moeten gebeuren maar er is niets gewoons meer aan. De leegte die iemand achterlaat is met niets op te vullen en alles gaat met een verdrietige ondertoon. Nutteloos te zeggen dat ik Angelique enorm mis. Ook al hadden we bij periodes geen of nauwelijks contact, er was altijd de wetenschap dat ze ergens was op deze wereld. En dat er altijd een moment zou komen waarop de telefoon ging of ik haar zou bellen en we het hadden over vroeger, toen het leven nog vooral vriendelijk, speels en ongecompliceerd was.
Eén van de dingen waar ze me het afgelopen jaar veelvuldig op aan gesproken heeft was mijn schrijven. “Daar moet je echt wat mee doen Koos, je schrijft zo leuk. Van dat soort talenten moet je gebruik maken.” Ik was het niet met haar eens, van dat talent. Ik zou niet weten waar ik moet beginnen als ik er echt werk van wil maken, van dat schrijven. Een ieder die mijn blogs leest weet dat ik aangegeven heb voorlopig niet meer te willen schrijven. De reden van de blogs en van het schrijven waren juist om de dingen luchtiger te bekijken, met een lach. Want het is allemaal niet zo erg. Maar door de afgelopen maanden is dat vinden van de lach heel moeilijk, praktisch een uitdaging. Toch hebben haar woorden mij aan het denken gezet. Wil ik het schrijven wel opgeven? Stopt het hier echt? En ik kan maar één conclusie trekken. Nee! Want ik heb het haar beloofd en ik vind het te leuk. Maar het wordt wel anders, kunnen jullie daar mee leven?


vrijdag 1 augustus 2014

The Seven Year Itch

 Ik krijg de laatste tijd klachten. “Jij was toch avonturier, ooit?” En: “Jij schreef daar toch een blog over, waarom ben je gestopt?”  De klachten zijn terecht het is afgrijselijk stil hier op mijn blogpagina. Ik kan niet zeggen dat er niets te avonturen valt, Ik maak wekelijks iets mee wat tot een hilarische blog zou kunnen leiden. Jammer genoeg ontbreekt mij het vermogen om daar op een hilarisch manier over te schrijven. En het heeft even geduurd maar het lukt me sinds een week om te kunnen duiden waar dat aan ligt. En dus volgt dan nu een triest verhaal over ziek, en pijn en poep en verdriet en zo. Om te begrijpen waar ik nu sta moet ik toch even wat oprakelen. Niets hilarisch maar gewoon het rauwe leven zoals het is. En wil je het luchtig houden dan stop je nu gewoon met lezen en ga je iets doen wat wel leuk is. Even goede vrienden.

Ik ben al jaren ziek of beter gezegd: ik loop al jaren rond met een ziek lichaam. Ik weet niet meer hoe het is om me gezond te voelen. Ik was dertien toen de eerste tekenen van Colitis Ulcerosa zich aandienden en hoewel ik af en toe rustige periodes doormaakte was het vooral de buikpijn die overheerste, de diarree, het in paniek op zoek naar een toilet, in mijn broek poepen omdat ik niet op tijd een toilet kon vinden en altijd, altijd rekening houden met het eten. Nooit eens spontaan iets kunnen doen. Een darmontsteking is bij uitstek een beschamende ziekte. Als het over poep gaat en winden en zo is van het oooh zo tolerante Nederland ineens heel weinig over. Zo kreeg ik op de middelbare school, toen ik stijf stond van de, voor een kind van mijn leeftijd onverantwoordelijk hoge dosis prednison, te horen van een klasgenootje dat het mooie er nu wel af was. Ik ben niet eens huilend naar huis gefietst maar had de volwassenheid me te realiseren dat het een godswonder was dat ik nog in leven was. Dat was twee maanden daarvoor nog niet zeker namelijk.

Dat mijn ziekte mijn leven tot op hele grote hoogte heeft bepaald gaat langs veel mensen heen. Zo was het voor mij een bovennatuurlijke inspanning om een fatsoenlijk diploma te halen. En toen ik die eenmaal in mijn bezit had werd ik afgekeurd voor het werk waar ik voor geleerd had en wat ik zo graag deed. De beste stuurlui aan wal vonden dat ik makkelijk kon omscholen, zich niet realiserend dat het behalen van één diploma al een wereldwonder was. En ik ben heel jong moeder geworden, dat wil zeggen voor de begrippen van die tijd. Ik was 22 jaar toen we zwanger raakten van Amanda volgens de beste stuurlui veel te jong. Volgens mijn MDL arts was dat moment een uitgelezen kans want ik had amper medicijnen die een ongeboren kindje konden schaden en we wisten niet wat de toekomst bracht. Dat zwanger raken was niet makkelijk, zelfs zonder operaties hadden de ontstekingen in mijn darm al zo’n schade achtergelaten dat mijn eerste zwangerschap eindigde in een miskraam en het vervolgens anderhalf jaar duurde eer ik weer zwanger was. Mijn beide kinderen zijn in een stuitligging ter wereld gekomen. Iets waar geen enkele arts een verklaring voor kon geven behalve dan dat er in mijn bekken te weinig ruimte of rek was voor een kindje om lekker te liggen.

En toen ik weer ziek werd, en weer zo ziek dat het randje ineens weer heel dichtbij kwam was mijn stoma een verademing. Wat was het heerlijk om bij fikse buikkramp ineens niet naar de wc te hoeven rennen maar dat ik gewoon kon blijven zitten op de bank of lekker kon blijven liggen in bed. En ik had een voorsprong. Omdat ik alle toiletten in de stad op mijn duimpje kende was mijn eerste winkeluitstapje er vooral één van ontspannen door de stad wandelen. Iets wat me jaren geleden voor het laatst overkomen was. Ik dacht zelfs na over een nieuwe opleiding, ik wilde heel graag sportinstructrice worden. Hoog gegrepen natuurlijk maar met mijn nieuwe, niet zieke lijf, waarschijnlijk best haalbaar. En toen bleek ik ernstige complicaties te hebben van de stoma operatie en ging alles zo verschrikkelijk mis dat het bijna mijn dood werd…….weer.  Murphy’s Law….

Het was vechten voor alles wat ik waard was maar als je eenmaal kinderen hebt zit de focus er snel weer op zullen we maar zeggen. En ik overleefde. Ik verwerkte met alle stadia die daar bij horen en het leven ging door. Ik stond op, klopte mezelf eens af en ging verder. Dankbaar dat ik er nog was maar nog wel de schade opnemend want wat had mijn lijf te lijden gehad. Ik heb nooit problemen gehad met het feit dat ik een stoma had, of dat moet ik anders zeggen, ik had amper tijd me te realiseren wat het inhield om een stoma te hebben. Ik was namelijk vooral bezig met de enorme ravage die aangericht was in mijn toch al zo geplaagde buik, ik kon amper eten en dat is toch een basisbehoefte om te kunnen overleven. En weten wat goed voor je is als je continu te maken hebt met een lichaam dat steeds andere behoeftes heeft is een 80-urige werkweek. Eén fout en ik was dagen aan bed gekluisterd. En toen besloot ik avonturier te worden.

Dat bleek een enorm goede keus. Zo kon ik me richten op de leuke dingen die ik deed en ik weer een beetje de deur uitkwam. Het kostte me moeite en het was eigenlijk niet de bedoeling dat het zo groot zou worden. En dan heb ik het vooral over de avonturen. Het was namelijk door de avonturen dat ik de confrontatie aanging met mijn lichaam en op zoek ging naar de mogelijkheden. Die liggen niet zo heel anders als voor ik avonturier werd maar ik merk wel dat ik creatiever ben geworden in het schuiven met mijn energielevel. Zo ga ik wel degelijk naar concerten maar lig ik dagen van te voren en naderhand in bed. Maar ik vermijd ze niet meer. En een gang naar de sauna vraagt heel wat meer voorbereidingen dan gebruikelijk, maar ik ga! Hoewel het onderwerp stoma voor mij nooit een probleem was, is het dat nu ineens wel. En dat valt moeilijk uit te leggen. Maar laat ik het zo zeggen: als ik nog de mogelijkheid had alles terug te laten zetten zou ik dat op dit moment serieus overwegen. Het grootste deel van mij weet dat het geen optie is ook al zou het kunnen. Ik ben het zoeken naar een toilet zo beu, zo beu. Maar een heel klein gedeelte van mij mist het gevoel van poepen tot op het bot. Ik mis het me even afzonderen op het toilet met een boekje, het me naderhand opgelucht voelen en stiekem achterom kijken of ik een drol gedraaid heb om trots op te zijn.

Sinds mijn avonturen heb ik het gevoel dat ik niet meer alleen Koosje ben maar Koosje met stoma. Het is net een dreinend kind waar ik elke keer mee op stap moet. Heb ik wel voldoende schone kleren? Heb ik het reservemateriaal wel in de tas? Zal hij zich gedragen of moet ik weer allerlei noodgrepen doen om de boel aan de praat te houden? Ken je die ouderwetse series zoals Downton Abbey waarin belangrijke mensen netjes door de butler voorgesteld worden voor ze de kamer binnengaan. “Hier is graaf Huppeldepup de derde met zijn vrouw gravin Huppeldepup van Lutjebroek.”  Zo voel ik me als ik naakt de sauna binnenloop. Of het zwembad. Of zomers in een jurkje over straat ga waarin toch een opbollend zakje te zien is. “Hier is Koosje met haar stoma.” Het hoeft niet eens zichtbaar te zijn voor anderen, ik ben me er constant van bewust. En ik heb angst. Ik heb nu materiaal wat bij mij past, waarbij ik amper lekkages heb maar er wordt enorm getrokken aan het stomamateriaal door de zorgverzekeraars.


Ik heb het er dus moeilijk mee en dat komt als een totale verrassing want ik had werkelijk gedacht dat ik het hele stoma gebeuren nu wel verwerkt zou hebben. We zijn inmiddels toch zeven jaar verder. En voordat je nu een reactie op wilt tikken bedenk je dan het volgende: er is niets wat ik nog niet gehoord heb. Reacties als: “het is nou eenmaal zo” of “van alle wereldproblematiek is dit voor jou het ergst?” of “je moet maar zo denken; er zijn altijd mensen die het erger hebben dan jij!” Ik schrijf dit niet om te klagen of medelijden te krijgen of gevoelens van medeleven op te roepen en ik hoef er geen mening over. Ik schrijf dit ter informatie. Zodat je weet wat er speelt. Mocht je mij en mijn stoma tegen het vege lijf lopen de komende maanden en ik ben niet mijn eigen vrolijke zelf dan heeft dat niets te maken met jou. Mijn reacties komen voort uit een stuk verwerking en zijn niet persoonlijk op jou gericht. Ik probeer er zelf namelijk ook achter te komen hoe dit nu zeven jaar na dato alsnog de kop op kan steken zonder mezelf ernstige verwijten te maken dat ik ergens in gebreke ben gebleven. En ik kan dan nogal bits zijn. Al bij voorbaat sorry daarvoor, het ligt niet aan jou en het is geen persoonlijke aanval. Het is een uiting van verdriet en onmacht om iets wat ik niet veranderen kan. Dit is het dus tot ik doodga, tenzij ik nog slechter word. Het enige wat ik nodig heb is tijd en een beetje begrip. En misschien een schouder om op uit te huilen. En, nou vooruit, misschien ook nog een knuffel, voor de zekerheid. 


dinsdag 6 mei 2014

Een dagje met de billen bloot

Wie even in zijn geheugen graait kan zich wellicht herinneren dat ik vorig jaar een dagje naar de sauna ben geweest met mijn lieve vriendin Marion. Ik had er zelfs een blog over geschreven maar nooit gepubliceerd want hoewel het een heerlijke dag was, was het ook een beetje een beladen dag geweest. Ik ging namelijk voor het allereerst helemaal met de billen bloot in het bijzijn van vreemden. En natuurlijk kijken mensen. Het einde van het liedje was dat ik een koosjeoriginal onwaardige blog geschreven had en ik beloofde plechtig beterschap en verbetering. Die revanche kreeg ik toen Marion mij begin dit jaar vertelde dat zij vrijkaartjes had voor de sauna en of ik zin had om samen met haar en haar dochter Imke mee te gaan? Duh! Ik deed een klein stiekem vreugdedansje van glunderend geluk.

En zo kroop de tijd voorbij want, hoewel ik me echt over wat heen moest zetten de eerste keer, had ik toen toch een erg leuke en vooral ontspannen dag gehad. Eentje die zeker voor herhaling vatbaar was. Vooral toen ik mijzelf eens even flink had toegesproken, zo in de trant van: “Je weet toch dat mensen kijken als ze iets anders zien dan anders.” Ja dat wist ik, moest ik schoorvoetend aan mezelf beamen. En ik had deze keer een troef achter handen, dacht ik tevreden. Zo gingen de weken voorbij en bladerde ik bijna dagelijks door mijn agenda om eerst af te tellen hoeveel weken en daarna hoeveel dagen het nog zou duren voor het zover was. Omdat ik niet zo lekker in mijn vel zat en logischerwijs er dus niet veel op uit kon trekken om andere avonturen te beleven kropen de dagen voorbij. En een absurd maar waar feitje; toen de dag eenmaal bijna aangebroken was moest ik me ineens nog haasten om alles naar goed saunafatsoen te krijgen.

De dag van te voren had ik, naar ik vond, voldoende voorwerk gedaan door het weerbericht te kijken. Dat heeft natuurlijk geen enkele waarde als je naar een sauna gaat maar op de één of andere manier leek het me belangrijk dat het mooi weer zou worden. Dat het de weken ervoor slecht weer was en ik met mijn krakkemikkige lijf totaal geen energie had voor het ontharen van benen en oksels ging dan ook compleet langs mij heen. Dat ik de volgende dag in mijn blote niksie ten tonele moest verschijnen drong ’s avonds, toen het al heel laat was, pas tot mij door. Ik kreeg er van schrik een kleur van en stuurde mezelf met grote spoed onder de douche. Daar bedacht ik me ineens dat de dag dat ik het erger vond om met harige benen en oksels de sauna in te gaan dan met een stoma was aangebroken.  Tevreden kon ik mijn bedje inkruipen waar ik al snel wegdoezelde om weer wakker te schrikken omdat het me toen ineens te binnen schoot dat ik mijn tas nog in moest pakken. En geloof me, ik wilde wel maar mijn lijf zei: “NEE! Nu gaan we eerst slapen……” Ik ben het niet vaak met mijn lijf eens maar hier moest ik wel, ik was domweg te moe.

De volgende morgen moest ik dus even flink doorwerken wilde ik op tijd klaar staan om de deur open te maken voor Marion en Imke. En dat lukte, wat op zich een klein wonder was omdat ik altijd alles drie keer nakijk voor ik er zeker van ben dat ik echt alles heb. Dat leer je vanzelf als je één keer zonder stomamateriaal hebt gestaan terwijl je een enorme lekkage hebt zullen we maar zeggen. Het was ook een wonder omdat ik ruim voor de afgesproken tijd al klaar zat en dacht dat ik nu heel lang zou moeten wachten voor ik opgehaald zou worden maar de bel al ging toen ik net het eerste slokje koffie wilde nemen.  Ik was dus niet de enige die niet meer kon wachten. Maar we moesten wel, we mochten immers pas om tien uur naar binnen. Al kletsend probeerden we de klok vooruit te kijken en uiteindelijk besloten we dan maar wat vroeger te gaan. Eer we er waren en ook echt daadwerkelijk naar binnen konden was het vast al tien uur geweest.

Het klopte dat er een rij voor de balie stond maar die liep gelukkig vlug door. Ik kon nog net, voor we aan de beurt waren, de anekdote van de magnetron delen met Imke. “De vorige keer dat we hier waren kwam er, terwijl we in de rij stonden, een medewerkster langs met een magnetron in de armen”, vertelde ik haar. “Dus zegt je moeder ineens tegen mij: ‘Goh, zouden ze die gebruiken voor de hotstone massage?’” We bulderden van het lachen. Grinnikend ging ik verder: “Het werd helemaal hilarisch toen we ons hardop af gingen vragen waar ze de stenen vandaan haalden, vooral toen we ze her en der buiten zagen liggen. Dat verwacht je niet he bij zo’n duur wellness centrum, dat ze de stenen gewoon uit de tuin halen en opwarmen in een oude magnetron?” Sommige mensen kijken ons een beetje verstoord aan, kennelijk verbreken we nu al de rust waar we geacht worden ons aan te onderwerpen deze dag.
Gelukkig zijn we aan de beurt en de mevrouw achter de balie vraagt of we alles wat we nodig hebben vandaag ook bij ons hebben. “Uw badjas?” Check!  “Flesje water? Check!  “Badslippers?”………...”Ai!”, roep ik uit met een hoogrode kleur op de wangen. “Ik wist dat ik wat vergeten was…..potverdorrie en dan heb ik alles nog wel zo goed nagekeken!” In plaats van mij al zen te voelen nu ik bijna door de poorten van het wellnesswalhalla ben schiet mijn stresslevel mijlenver in het rood. Maar gelukkig is de receptioniste niet voor één gat te vangen en ze vraagt me naar mijn schoenmaat om vervolgens een paar kersverse badslippers tevoorschijn te toveren. Pieuw, gelukkig maar. Ging het al bijna mis voor we binnen waren.

Hoewel  het mijn tweede keer is sta ik toch een beetje onwennig in de kleedkamer. Nu komt het er weer op aan en is straks voor iedereen duidelijk dat ik in een zakje poep. Op zo’n moment kan je twee dingen doen: je kan gaan treuzelen om het moment zo lang mogelijk uit te stellen of je bijt in één keer door de zure appel heen. Ik kies voor de laatste benadering…….om vervolgens toch maar zo snel mogelijk mijn badjas aan te trekken. Al kletsend lopen we naar de douche en daar bedenken we wat we vandaag allemaal willen doen. Uiteraard lekker in de sauna zitten, maar we willen ook scrubben, toch nog een keertje de klankschalen doen en Imke wil heel graag de ‘Harry-Potter-ervaring’ in het hamambad. We besluiten onze dag te beginnen bij de rozensauna. Ik ontspan onmiddellijk zodra we in de heerlijk warmte zitten.

De dag vliegt om, zo gaat dat met dingen waar je je heel lang van te voren op verheugd. We doen alles wat we graag wilden doen op deze dag en zelfs ietsje meer. Ik krijg eindelijk het koelen na een saunasessie onder de knie en aan het einde van de dag sta ik (bijna) helemaal onder de koude douche. Marion durft tot drie keer toe onder de koude nevel. We bibberen wat af en dat is een hele verbetering bij de vorige keer toen we koelden door buiten te lopen. We zitten heerlijk te eten in het restaurant waar je gewoon lekker met je voeten op de bank en het bord op schoot mag. We liggen uren met onze oren onder water naar muziek te luisteren in het hamambad (juist ja, de Harry-Potter-ervaring) We zijn getuige van een kleine schermutseling voor de sauna waar de klankschalensessie plaats zal vinden, wat toch een smetje op de dag is. Ik geef het grif toe. Kennelijk is niet iedereen helemaal zen in een wellnesscentrum. Maar we schudden het van ons af en genieten van de infraroodsauna, het zoutscrubben en nog maar een keertje met de oortjes onder water in het hamambad, door ons liefdevol omgedoopt tot aquarium. Het is ’s avonds rond een uur of zes als we zo moe zijn dat we niet meer kunnen en besluiten naar huis te gaan. Ik bedank Marion en Imke voor de heerlijke dag, knuffel ze eens flink en zwaai ze uit tot ze om de hoek zijn verdwenen en ik ze niet meer kan zien.


“Goh”, verzucht ik als ik ’s avonds met mijn lief achter de koffie zit, “Heb ik toch nog een aantal mensen een happy ending gegeven vandaag.” Fred verslikt zich in zijn koffie en kijkt mij niet begrijpend aan. Iets wat ik hem niet kwalijk neem na zo’n opmerking. Dus ik leg uit: “Normaal gesproken kijken mensen toch naar mijn stoma. Dat geeft niet, dat is nou eenmaal zo. Maar nu zien ze eerst mijn stoma en dan trekt hun oog toch naar mijn gloednieuwe, enorme tattoo. En ik heb ze praktisch allemaal zien glimlachen toen ze die in het vizier kregen.” Ik zie dat het kwartje valt. Hoewel ik de vorige keer een hele leuke dag had gehad kon ik de loerende ogen maar niet van me afschudden en heeft het lang geduurd voor ik het los kon laten. Zodra mensen je poepzakje en je leeftijd in de gaten krijgen komt er altijd iets van medelijden in hun ogen. En ik ben niet zielig, ik heb alleen een tikkeltje pech gehad in het leven. Nu is het laatste waar ze naar kijken mijn tattoo en lopen ze door met een glimlach op hun gezicht in plaats van medelijden. Persoonlijk vind ik dat een veel positiever einde van ons toevallige treffen. Want het is niet erg, het is alleen anders. En das best een mooie troef om in handen te hebben. 

zondag 13 april 2014

Productconfrontatie

Daar was het dan alweer: Freds verjaardag. En met de bijbehorende vraag aan mij: “En weet jij wat hij hebben wil voor zijn verjaardag?” Ik houd van mijn man, heel erg veel maar het is een moeilijke man om cadeautjes voor te halen. Dat vind ik zelfs. Elk jaar ben ik weer blij als ik wat heb kunnen verzinnen om ingepakt op zijn verjaardag te kunnen overhandigen. Dus ook dit jaar moest ik iedereen het antwoord schuldig blijven want je denkt toch zeker niet dat ik datgene wat ik verzonnen had ging overdragen aan een ander? Dan zou ik zelf met lege handen komen te staan.
De ene sorry na de ander vloog de deur uit via telefoon of social media. En toen kreeg ik een berichtje van mijn lieve vriendin Marion. Haar man Ernst was ook binnenkort jarig en zij had voor zijn verjaardag een rondleiding door de Grolschfabriek in gedachten, of Fred dat ook leuk zou vinden en zouden we dan met zijn viertjes gaan? Ik was gelijk enthousiast en mailde terug dat het een razend goed idee was en dat wij ons vereerd voelden om met hun een dagje de hort op te gaan. Per ommegaande kreeg ik antwoord dat het een ‘done deal’ was en of ze al aangegeven had dat zij de BOB zou zijn op deze komende heugelijke dag? Want er mocht geproefd worden. Nou dan heb je ons.

En zo moest ik dus een aantal dagen mijn mond houden en dat viel me zwaar. Ik kan namelijk heel moeilijk een geheim bewaren en liegen kan ik ook niet. Ik had Fred dus al gewaarschuwd me niet het vuur aan de schenen te leggen als het op zijn cadeau aankwam en dat hij maar van mij aan moest nemen dat het een mooi cadeau was. En eerlijk is eerlijk, hij heeft er niet naar gevraagd. Toen Ernst en Marion dan eindelijk binnen wandelende op het feest voelde het bijna alsof ik jarig was en ik glunderde dan ook hevig toen daar dan eindelijk de grote onthulling was. Toen Fred doorhad wat er voor hem bekokstoofd was glunderde hij even hard mee. Al snel waren we er over uit wat de datum moest worden en dat er uiteraard naderhand bij elkaar gegeten ging worden. Kortom, we besloten er een dagje van te maken. Een heerlijk vooruitzicht stond wekenlang in de agenda gepland en kwam steeds wat dichterbij. 

We hadden rond een uur of twaalf afgesproken maar om half twaalf stonden ze goedgemutst op de stoep. Gelukkig maar, ik kon ook niet meer wachten tot deze dag zou beginnen en bij Fred bespeurde ik ook al wat onrust. Samen dronken we koffie en hadden het over koetjes en kalfjes, hoe het met ons allemaal ging. Hadden hun ook zo’n zin om te gaan? Wat moet je eigenlijk aan naar zo’n rondleiding want is het erg warm in de fabriek? We keuvelden tot het tijd was om te vertrekken. Ik kroop lekker met Marion op de achterbank van de auto voor de rit die ongeveer een uurtje in beslag zou nemen. We reden rustig richting het oosten van ons land al verder kletsend waar we thuis gebleven waren. Het zonnetje scheen vriendelijk door de ramen van de auto en hoe dichter we bij de Grolschfabriek kwamen hoe opgetogener de stemming werd. Voor we het goed en wel wisten reden we al op de afslag richting de parkeerplaats en ik was stomverbaasd. “Jeetje, Grolsch heeft zijn eigen afrit van de snelweg…..”,fluisterde ik enigszins onder de indruk terwijl Ernst op de enorme parkeerplaats een plekje zocht om de auto neer te zetten.

Eenmaal binnen wordt mijn verbazing niet minder. Zo heeft Grolsch in zijn fabriek een eigen winkel én een, hoe kan het ook anders, café. Terwijl Marion ons aanmeld voor de rondleiding lopen de mannen al lekkerbekkend de winkel door. Er wordt ons verteld dat de rondleiding start voor het café en dat we daar tot het zover is onder het genot van een kopje koffie kunnen wachten.  Dat doen we dan ook braaf en met het kopje koffie in de handen verkennen we de grote hal. Er is een wall-of-fame waar we onder andere Hugh Grant spotten en ik tover mijn telefoon tevoorschijn voor een selfie van ons allen op dit heuglijk plekje. Even later worden we bij elkaar geroepen voor de start van de rondleiding. Als eerste krijgen we een film te zien over de geschiedenis van Grolsch, die is indrukwekkend. Vervolgens verteld Susan, onze gids van deze middag, wat ons allemaal te wachten staat en zo begint de wandeling.

Deze middag leren we dat Grolsch al vierhonderd jaar oud is en dat de naam weg komt van het plaatsje waar het bier voor het eerst gebrouwen werd, Grolle wat jullie nu kennen als Groenlo. Inmiddels heeft Grolsch een enorm complex onder de rook van Enschede en hechten ze veel waarde aan groen en duurzaam bierbrouwen. We doorlopen het hele proces van bierbrouwen tot het uiteindelijke afvullen van de flessen. We krijgen een kijkje in het enorme magazijn en leren dat als Grolsch ophoud met brouwen het maar vijf dagen duurt voor het magazijn leeg is. Ik kan begrijpen dat als je dit zo leest het geen indruk maakt maar ik kan je vertellen dat als je weet hoe enorm groot dat magazijn is het kwartje wel valt over hoeveel bier er wereldwijd wordt gedronken. We lopen langs de reclamegang waarin alle reclames die Grolsch ooit gemaakt heeft te zien zijn. ‘Vakmanschap is meesterschap’, vliegt ons om de oren en ik moet heel eerlijk bekennen dat ik dat nog steeds de allermooiste reclamezin ooit vind. We komen langs de plek waar de beugels gemaakt en op de flesjes gezet worden. En al lopend en luisterend naar onze gids leren we ook dat de flesje gemiddeld drie keer naar de fabriek terug komen voor ze naar het buitenland gaan. De flesjes uit het buitenland worden niet terug gehaald omdat dat te kostbaar is en dus krijgen de mensen buiten onze landsgrenzen altijd oude flesjes. Daar grappen we even over. De kans dat je in Nederland een nieuw flesje bier krijgt is één op drie. In het buitenland krijg je altijd een afgelebberd flesje. 

Inmiddels hebben we alles gezien en als we bij de maquette van de fabriek aan gekomen zijn  horen we dat we gedurende de middag een kleine twee kilometer gelopen hebben. We worden verzocht mee terug te lopen naar het café voor de productconfrontatie. Onderweg naar het café mijmer ik met Ernst dat het woord productconfrontatie een prachtig woord is voor proeverij maar dat het wel een hele negatieve lading heeft. Na zo’n leuke middag is de proeverij een geweldige afsluiting maar als het op een confrontatie uit gaat draaien weet ik niet of ik wel wil. Het is wel een mooie titel voor een blog besluiten Ernst en ik. Vanuit het uiterste puntje van de fabriek waar we met de rondleiding beland zijn tot aan het café is het nogal een tippeltje en we komen zo dorstig aan dat het ons niet meer uitmaakt of het een proeverij wordt of een confrontatie. Met z’n vieren kruipen we gezellig aan een tafeltje en kiezen we wat we willen drinken. Grolsch is niet kinderachtig in zijn confrontatie, komen we achter. De bar is een kleine drie kwartier open en in die tijd mag je alles proeven wat je wilt en op kunt. Ik kom niet verder dan een Lentebok en een Radler, maar de heren kunnen er nog eentje meer op. De feestvreugde barst helemaal los als er ook nog kaas en worst op ons tafeltje wordt gezet. Chapeau Grolsch! Met z’n vieren proosten we op het goede leven.


En dan is het feest over, de bar sluit en wij kuieren, nadat we toch nog het winkeltje hebben aangedaan, terug naar de auto. Marion en ik kruipen voorin en de mannen mogen nu de achterbank onveilig maken. De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat de twee biertjes in korte tijd mijn reactievermogen redelijk hebben aangetast en ook op de achterbank heerst een jolige stemming. Ik probeer nog wat foto’s te maken die de dag illustreren  vooral omdat er in de fabriek niet gefotografeerd mocht worden. Zo heb ik dus niet het indrukwekkende buizenstelsel kunnen vereeuwigen, of een plaatje mogen schieten van dat enorme magazijn en moet ik dat hele leuke lieve kleine Grolsch beugelflesje dat in het laboratorium stond gewoon op eigen kracht onthouden. Ach de dag was er niet minder geslaagd om. Sterker nog, om goed vergelijkend bezig te kunnen zijn hebben wij vieren afgesproken ook de Hertog Jan met een bezoekje te vereren. En nu maar hopen dat die net zo’n lekkere productconfrontatie hebben als Grolsch!