En zo gebeurde het dus dat wij op een zonnige vrijdagmorgen
vertrokken richting België. De auto volgestampt met alles wat we dachten nodig
te hebben, en dat was veel. Net toen Fred dacht alles ingepakt te hebben kwam
ik weer met een tas van boven en de vraag: “dees past vast nog wel ergens
toch?” Uitbundig werden we uitgezwaaid door de buren en daar waren we op weg.
Volgens de Tomtom zou de reis zo’n drie en een half uur duren en dus gingen we
er maar goed voor zitten. We reden een klein stukje om, in verband met een
ongeluk, we reden langs Antwerpen en Brussel. We waren verbaasd te zien dat de
snelweg zodra we de grens over waren toch van een hele andere kwaliteit was dan
we in Nederland gewend zijn. We tikten Waterloo aan en moesten door Charleroi.
Zelden in mijn leven heb ik zo’n deprimerende stad gezien en we waren allemaal
opgelucht toen we weer weilanden en heuvels zagen. Hier gaan we nooit meer
langs, beloofden we elkaar. En hoe dichter we bij onze uiteindelijke bestemming
kwamen hoe uitgelatener we werden. We reden berg op en af en toen we het bordje
Lac l’Eau d’Heur passeerden keken we onze ogen uit. “Wat is het hier mooi!”,
zuchtten we instemmend.
Ik haal de sleutel
van ons huisje en krijg een overload aan informatie over wat er allemaal in de
buurt te doen is. Vol verwachting rijden we richting onze bungalow. We hebben
een prachtig plekje toegewezen gekregen met uitzicht over het meer. We pakken
onze koffers uit en Fred en ik nemen Djoy mee voor een wandelingetje. Na zo’n
lange reis is ze hard toe aan even de pootjes strekken en wij ook. We komen op
een verlaten pad, een toegangsweg naar een nog te bouwen vakantiepark naast de
onze. Op dit stukje niemandsland laten we Djoy los en ademen we onze longen vol
frisse lucht. We moeten een klein stukje klimmen maar worden beloond met een
adembenemend uitzicht over het meer. Djoy heeft ondertussen het lange gras
ontdekt en schurkt er met haar kop op gelukkig doorheen. We zijn er stil van.
Natuurlijk hangen we ontzettend de toerist uit. De meren van
l’Eau d’Heur zijn kunstmatig en aangelegd in de jaren zeventig van de vorige
eeuw. Het meer waar wij op uitkijken is het grootst en heet Plate Taille, wat
wij al snel verbasteren tot de Platte Taille. Elke dag, als we boodschappen
gaan doen, moeten we over de Barrage, de stuwdam. En die stuwdam is te
bezichtigen…..van binnen. Dit is dan ook maar gelijk ons eerste uitstapje. De
rondleiding begint in het bezoekerscentrum en van daaruit worden we geleid naar
een klein trappetje alwaar we een flink eind naar beneden moeten. Zo komen we
in een bijzonder enge lange gang (die niet zou misstaan in een horrorfilm)
onder de stuwdam. Onze gids verteld ons dat de muur van de dam onderin 20 meter
breed is en continue bewaakt wordt door allerlei meters. We moeten een kleine
500 meter door de gang om in het midden van de Barrage te komen. Daar gaan we
met de lift omhoog en staan ineens in het daglicht aan de andere kant van de
muur. Die is ontzagwekkend hoog en ik probeer maar even niet te denken aan de
enorme hoeveelheid water aan de andere kant. Ik ben onder de indruk. Als
iedereen klaar is met het maken van foto’s stappen we weer de lift in en gaan
we omhoog naar de tweede verdieping om een blik te werpen op de
transformatoren. De Barrage is van origine geen opwekker van elektriciteit,
maar op aanvraag wordt wel elektriciteit geproduceerd. We kijken naar de kant
waar het water naar buiten gestuwd wordt en krijgen te horen dat de golven een
meter hoog zijn als de barrage op volle kracht werkt. Het is van hieruit niet
te zien hoe groot de stroming eigenlijk is, maar de gids wijst ons op de
ballenlijn een eind verderop en verteld dat niemand die lijn mag passeren omdat
de stroming hier te sterk is. We worden weer naar de lift geleid om verder
omhoog te gaan, naar de uitkijktoren.
Van hieruit hebben we een prachtig
uitzicht over de meren. In de uitkijktoren is op sommige plekken een glazen
vloer aangelegd zodat we precies kunnen zien hoe hoog we wel niet staan. Ik
durf er niet op maar mijn lief heeft er minder problemen mee. Of ik al wel een
foto heb van hem terwijl hij daar staat? Maar natuurlijk, zolang ik er zelf
maar niet op hoef te staan. Aan het einde van de tour en weer terug op de
begane grond steken we de weg over om te kijken of we nu de stroming beter
kunnen zien. En we staan versteld, van bovenaf lijkt het water stil maar vanaf
hier zien we hoe wild de stroming eigenlijk is. Met een hoofd vol nieuwe
indrukken lopen we richting het bezoekerscentrum. De volgende keren dat we over
de Barrage rijden, gaat dat toch met een ander gevoel.
’s Avonds zitten Fred en ik nog even buiten, het is lekker
warm en we komen bij van een dag vol nieuwe indrukken. Het wordt langzaam
donker en het is helder. Ik ga in de campingstand op de stoel zitten en kijk
naar boven. Ik zie satellieten langskomen en als ik door de verrekijker een
satelliet van dichtbij wil bekijken schiet er ineens een vallende ster langs de
hemel precies op dat stukje waar ik naar zat te turen. Wat een bof! Maar wat
mij het meest ontroerd is dat ik ein-de-lijk, vanaf dit stukje België waar wij
nu zijn, in staat ben om de melkweg in al zijn glorie te kunnen aanschouwen.
Geen lichtvervuiling hier en zo gaat een voor mij diep gekoesterde wens in
vervulling.
Wordt vervolgd!