Een aantal weken geleden werd ik 41 en rekende ik eens
terug. Ik ken Angelique al vanaf mijn vierde en dat is dit jaar dus 37 jaar.
Bijna mijn hele leven. Vanaf de kleuterschool was het dikke mik tussen ons, het staat zelfs beschreven in de uitvoerige evaluatie die de kleuterjuf ooit over mij schreef. En
hoewel we elkaar tijdens ons leven een aantal malen uit het oog verloren,
raakten we elkaar nooit helemaal kwijt. Dan was er ineens een telefoontje of
klom ik in de pen voor een brief. Ergens in haar huis ligt een doos vol brieven
van mijn kant en haar brieven liggen met een mooi lint erom in mijn fijne
herinneringen doos. En heel langzaam en geniepig kwam er een einde aan deze
vriendschap. Niet omdat we ruzie hebben of elkaar zat zijn maar omdat het leven
oneerlijk en gemeen en vreselijk pijnlijk is.
De afgelopen dagen scroll ik door mijn jeugdfoto’s en er
zijn er legio van Angelique en ik samen. Ik denk veel aan vroeger, aan hoe we
elkaar leerden kennen en aan hoe normaal het eigenlijk was dat wij met z’n
tweeën waren. Ik weet niet wie er als eerste bij wie ging spelen maar het zal
ongetwijfeld Angelique zijn geweest die als eerste bij mij kwam. Ik was nogal
verlegen als kind en durfde niet zo veel, Angelique wel. Die liet zich niet
tegenhouden door een ander huis of zo. Het was ook Angelique die als eerste bij
mij bleef slapen. Vier jaar oud en achteraf hoorde ik dat ze ontzettend bang
was geweest ’s nachts want ze hoorde muizen lopen en ik was al diep in slaap.
Maar ze was er en heeft de hele nacht uitgezeten. Opmerkelijk voor een kind van
die leeftijd. Het slaapfestijn andersom bij haar was minder succesvol, ik werd
al huilend om half 10 ’s avonds thuis gebracht. Om de volgende ochtend per
ommegaande weer bij haar thuis afgezet te worden want we gingen toch nog wel
spelen?
Wij hadden ons ding, zo jong als we waren. Achteraf gezien
durf ik te stellen dat wij smaak en stijl hadden. Zo vonden wij de LP “ik-wist-niet-dat-je-kwaad-werd”
van Bert en Ernie he-le-maal geweldig. Sterker nog, we hebben hem grijs
gedraaid. Vooral de tijgerjacht, eigenlijk altijd de enige reden van het
opzetten van de LP zorgde voor hilariteit. Vol enthousiasme deden we mee door
het kantoor van mijn vader terwijl mijn opa probeerde de administratie te doen.
HOEI! Met onze roestige pijlsnelle verrekijker trokken we samen met Ernie erop
uit op zoek naar tijgers. De berg op en weer naar beneden
rennen, over de sloot springen, door het struikgewas kruipen, de rivier
overzwemmen, op de tenen langs de troep olifanten en in de boom klimmen om goed
rond te kunnen kijken. En als we dan uiteindelijk de tijger gevonden hadden de
hele weg weer versneld afrennen want die tijger zat ons natuurlijk op de
hielen. HOEI!
Ook konden we Rita Corita’s
“kant aan m’n broek” letterlijk
meezingen. We vingen spinnenwebben met omgebogen twijgjes. En Angelique kon ook
iets wat niet veel van mijn vriendinnetjes konden en durfden, namelijk over het bruggetje fietsen. Het
smalle bruggetje tussen ons huis en de winkel vormde voor ons geen enkele
belemmering en we fietsen naar hartenlust rondjes. Als we echt avontuurlijk
waren dan klommen we bij de wijerd over de goot en kwamen we zo in de ruimte
onder de waterval terecht. Reuze spannend allemaal, vooral omdat niemand wist
waar we waren en dit dus bij uitstek de beste verstopplek was. In de winter
reden we sleetje van de beekswal, we wandelden met onze ouders mee bij de
schaapskooi en het Heerderstrand en keken onze ogen uit naar de libellen bij
het pluizenmeertje.
We toeterden met de verboden toeter, die bij de trap hing
op het werk van haar vader, overduidelijk van mening dat niemand ons kon horen.
We werden rozig bij de open haard en verzonnen toneelstukjes voor onze ouders.
Daar waren we gerust een hele zondagmiddag druk mee terwijl de daadwerkelijke
uitvoering niet meer dan 2 minuten in beslag nam. Zo rond de kerst keken we vol
verwondering naar de angel chime. En wat hielden we van Holly Hobby maar nog
meer van Sarah Kay…….
……..Al weken staat deze blog tot zover in mijn computer
opgeslagen. Ik weet niet hoe nu verder te schrijven en hoe te eindigen. Want
het eindigt natuurlijk niet goed. Vlak nadat bleek dat Angelique zo ziek was
had ik haar aan de telefoon. Ze verzuchtte dat iedereen vroeg hoe het met haar
ging, wat natuurlijk heel meelevend was, maar dat ze zo graag gewoon door wilde
gaan. Ik sprak met haar af dat ik er niet naar zou vragen, dat als ze het wilde
vertellen of iets kwijt wilde ik er altijd voor haar was maar dat die keuze bij
haar lag. Niet omdat ik niet geïnteresseerd was maar omdat ik het begreep. Als
iedereen overal waar je komt vraagt hoe het met je gaat en je, hoe goed bedoeld
ook, zo meelevend aankijkt word je
continu geconfronteerd met je ziek zijn en met wat er nog komen gaat. En dat is
bijzonder pijnlijk. En dus hadden we het over haakpatronen, lekkere
taartrecepten en de kinderen. We spraken over haar bucket list en dingen die ze
nog graag wilde doen voor ze zou overlijden. We spraken over de dingen die ze af
kon strepen op haar bucket list. We hadden een te gekke dag in een geleende
cabrio en waanden ons Thelma and Louise. Voor haar verjaardag vorig jaar had ik
stad en land afgezocht naar een miniatuur cabio en verdomd, ik vond hem, ook
nog in exact dezelfde kleur! Voor mijn verjaardag kreeg ik van haar twee
armbandjes. Ze had ze allebei apart ingepakt en genummerd. Want ik moest ze wel
in de juiste volgorde open maken. In pakje nummer één zat een armbandje met de
ingegraveerde tekst: “We’ll be friends forever Pooh, won’t we? Piglet asked. In
pakje nummer twee een armbandje met de tekst: “Even longer,” Pooh answered.
Dit jaar kwam ze op
mijn verjaardag. Ik zag het al toen ze in de deuropening stond….dit is helemaal
niet goed. Maar ze was er en na ik achteraf van haar man gehoord had was er ook
geen stok tussen te krijgen. Ze moest en ze zou naar mijn verjaardag. Ik heb
bij haar gezeten, haar door de middag heen gepraat en vast gehouden. En her en
der als ik dacht dat ze even niet keek stond ik te huilen. Tot ik achter me
hoorde: “Ben jij nou lek?” Ik was er gloeiend bij en probeerde de situatie nog
te redden met een: “Ja, het is ook zo warm dat ik zelfs uit mijn ogen zweet!”
De weken daarna ging ze heel snel achteruit. Ik heb veel bij haar gezeten en
heb haar hand vast gehouden en iedere keer als ik wilde verzitten kneep ze me
vast. “Ik ga echt niet zomaar weg hoor,” zei ik dan tegen haar. Of: “Ik ben
hier, ik ben bij je”. En elke keer als het tijd was om te gaan vertelde ik haar
dat ik heel veel van haar hou en ik kreeg steenvast het antwoord terug: “ik ook
van jou.” Toen ik van haar man het bericht kreeg dat ze overleden was ben ik
mijn bed ingekropen en ben daar twee dagen blijven liggen, niet in staat tot
wat dan ook. Ik voelde me leeg en kapot en onvolledig.
Vlak nadat ze was overleden sprak ik iemand die zei dat het
hem heel moeilijk leek dat je weet dat je doodgaat en dat iedereen om je heen
na jou overlijden gewoon doorgaat. Ik werd niet eens boos maar begon te huilen.
Ik antwoordde dat dat volstrekt niet waar is. Ik zei dat het lijkt alsof
iedereen gewoon doorgaat. Je moet ook wel, er zijn nou eenmaal dingen die
moeten gebeuren maar er is niets gewoons meer aan. De leegte die iemand
achterlaat is met niets op te vullen en alles gaat met een verdrietige
ondertoon. Nutteloos te zeggen dat ik Angelique enorm mis. Ook al hadden we bij
periodes geen of nauwelijks contact, er was altijd de wetenschap dat ze ergens
was op deze wereld. En dat er altijd een moment zou komen waarop de telefoon
ging of ik haar zou bellen en we het hadden over vroeger, toen het leven nog
vooral vriendelijk, speels en ongecompliceerd was.
Eén van de dingen waar ze me
het afgelopen jaar veelvuldig op aan gesproken heeft was mijn schrijven. “Daar
moet je echt wat mee doen Koos, je schrijft zo leuk. Van dat soort talenten
moet je gebruik maken.” Ik was het niet met haar eens, van dat talent. Ik zou
niet weten waar ik moet beginnen als ik er echt werk van wil maken, van dat
schrijven. Een ieder die mijn blogs leest weet dat ik aangegeven heb voorlopig
niet meer te willen schrijven. De reden van de blogs en van het schrijven waren
juist om de dingen luchtiger te bekijken, met een lach. Want het is allemaal
niet zo erg. Maar door de afgelopen maanden is dat vinden van de lach heel
moeilijk, praktisch een uitdaging. Toch hebben haar woorden mij aan het denken
gezet. Wil ik het schrijven wel opgeven? Stopt het hier echt? En ik kan maar
één conclusie trekken. Nee! Want ik heb het haar beloofd en ik vind het te leuk.
Maar het wordt wel anders, kunnen jullie daar mee leven?