zondag 28 juli 2013

Een dag met een gouden randje

Mijn vriendin Angelique maakte mij al dagen nieuwsgierig. Of ik wat te doen had de komende week en of ik even mijn agenda door wilde geven want ze had snode plannen.Ik kon alleen maar raden wat die plannen waren. In mijn hoofd sloeg de fantasie al op hol, daar heb ik nogal eens last van. Zo sprongen we uit een vliegtuig, hadden we een high tea maar boven al hoopte ik op de Thelma and Louise dag waar ik haar vorig jaar over geschreven had.

Angelique en ik, wij kennen elkaar sinds de kleuterschool en nu we zo langzamerhand richting de veertig kuieren mogen wij dus zeggen dat dat al ons hele leven is.  Ze verhuisde richting het noorden vlak nadat we hadden leren rekenen en schrijven  maar we zijn elkaar, zij het met tussenpozen, nooit uit het oog verloren.
En als we dan eenmaal weer contact hadden was het dikke mik tot het leven soms weer vat op ons kreeg en het contact weer minder werd tot de volgende opleving. Vorig jaar kreeg ik desastreus nieuws over haar, Angelique was ernstig ziek. We hadden contact via de sociale media en telefoon omdat de afstand tussen ons misschien niet zo heel groot is voor iemand die gezond is maar voor ons was het ineens een wereldreis. Ik wilde graag wat voor haar doen en begon brieven te schrijven vol met dingen die ik meemaakte met mijn gezin, verpakte het in een komisch jasje en ik tekende erbij. De brieven werden, eenmaal bij haar op de deurmat bezorgd, met zorg en liefde bewaard tot er een rustig momentje was voor haar om ze te lezen.  In één van die brieven liet ik mijn fantasie de vrije loop en vond dat we best wel eens een Thelma and Louise dag konden hebben. Alles wat we nodig hadden was een bloemetjesjurk, een sjaaltje om het hoofd,  goed weer, een grote zonnebril en een cabriolet, bij voorkeur een Ford LTD 1972. Angelique was na het lezen van de brief gelijk enthousiast.  “Dit gaan we echt doen hoor”, zei ze de volgende keer  dat ik haar sprak. Maar eerst wachtte haar een zware risicovolle operatie.

Onze Thelma and Louise dag kwam zo op de lange baan. Angelique had flink wat tijd nodig om te herstellen en daarna werd het weer te slecht om in een cabrio te rijden. Wij waren allebei van mening dat we dan misschien de uitgestippelde route best in een ‘gewone’ auto zouden kunnen doen maar dat dat niet hetzelfde was. In een cabrio had het hele gebeuren toch net wat meer cachet.
Alles wat we nodig hadden ........
En zo wachten we al bellend en af en toe afsprekend de winter door op die ene mooie dag. En iedere lezer weet hoe ons voorjaar geweest is, koud en nat. Angelique moest voor controle naar het ziekenhuis en kreeg daar afgrijselijk nieuws. Nieuws waaruit blijkt dat we de tijd die we hebben kostbaar is en moeten koesteren. En in die periode kreeg ik berichtjes via Whatsapp en facebook. Ze had snode plannen. Ik heb gevist naar wat het was wat we gingen doen, maar Angelique was net een kluis. “Dat zie je vanzelf wel, maar het is leuk”, was elke keer het antwoord als ik haar weer eens een uitspraak wilde ontlokken.

Op zaterdagavond krijg ik uiteindelijk het definitieve berichtje: morgen om 10.00 uur sta ik bij jou op de stoep. De weerberichten zijn goed, het wordt prachtig weer. “Ze zal toch niet…..?”, vraag ik me ’s morgens hardop af voor de spiegel. Zekerheidshalve trek ik toch maar mijn mooiste jurk aan en terwijl ik mijn telefoon check op een appbericht zie ik dat ze me schrijft dat het misschien ook wel handig is me in te smeren. Ik doe braaf wat me opgedragen wordt. Ik zit als een gespannen veer ruim op tijd klaar en even later hoor ik een voor mij vreemde auto in de straat. Ik spring op om te kijken en zie een Audi TT cabrio voor de deur staan. Angelique zit als een diva achter het stuur en ik barst in gillen uit terwijl ik de deur zowat uit de sponning trek in mijn haast om naar buiten te komen. ”Hoe kom je hier nou weer aan?”, schreeuw ik Angelique toe. Mijn vermogen tot normale communicatie was verdwenen op het moment dat ik haar in deze auto zag zitten en me realiseerde dat we vandaag echt gaan doen wat we elkaar al zolang beloofd hebben. “Ja gaaf he?”, gilt ze lachend terug. Gelukkig is haar vermogen tot normale communicatie ook even verdwenen bij het zien van mijn enthousiasme, en sta ik niet in mijn eentje te gillen en te lachen. Als we weer in een normaler volume kunnen spreken verteld ze me dat ze deze auto mocht lenen van een collega van haar man. Ik ben deze mensen op slag erg dankbaar. “Heb je je gezicht ook ingesmeerd?”, vraagt Angelique, “je voorhoofd verbrand zo hoor”, waarschuwt ze. Ik smeer nog wat extra zonnebrand op mijn neus en voorhoofd en ren nog even naar boven om een sjaaltje te halen. En dan vertrekken we.

Als eerste rijden we naar Heerde, het dorp waar we elkaar hebben leren kennen. We rijden langs haar oude huis en even later langs de mijne. Vervolgens rijden we richting de Dellen, achterlangs naar de Knobbel. We rijden door ’t Harde, Oldebroek en Wezep. We lunchen in Zwolle.
Als we achter een club sandwich en een italiaanse bol met zalm zitten zegt Angelique ineens dat het eigenlijk wel in de stijl van Thelma and Louise is als we zonder af te rekenen wegrijden.We grinniken ervan, zoiets zouden we toch nooit doen? Toch? Als ze terug komt van het toilet en andere mensen treft aan het tafeltje waar wij zojuist nog zaten, slaat de paniek even toe. Tot ze mij bij die ontzettend stoere bolide ziet staan en vraagt: “Had jij al afgerekend?” Ja dus, ik durf dat echt niet hoor! Angelique haalt opgelucht adem terwijl ze zegt dat ze al bang was hard weg te moeten rennen toen ze andere mensen aan ons tafeltje trof. We stappen in en rijden verder naar Deventer. De zon straalt en onze haren wapperen in de wind. We worden flink nagestaard, twee dames in een Audi TT trekt veel bekijks komen we achter. Ik film regelmatig en dan met name omhoog, gewoon omdat het kan. We stoppen nog één keer, bij Starbucks waar ik nog nooit geweest ben. En al koffie drinkend rijden we via Twello weer terug naar Apeldoorn. De dag gaat veel te snel voorbij, dat gaat zo met dingen waar je zo intens van geniet.  


Als we weer thuis zijn en even napraten dank ik Angelique voor een geweldige dag. “Jij hebt het verzonnen hoor”, zegt ze. Dat is waar, bedenk ik me. “We doen gauw weer eens zoiets, eens kijken wat ik nu weer kan verzinnen”, zeg ik tegen haar met mijn blik alweer op snode plannen deel 2. Ik knuffel haar en zwaai haar uit tot ik haar niet meer kan zien. Een beetje verdrietig loop ik naar binnen. “Was het niet leuk?”, vraagt mijn dochter, die de blik in mijn ogen ziet. “Het was geweldig”, zeg ik tegen haar terwijl de tranen over mijn wangen biggelen. 

dinsdag 16 juli 2013

De Tatoeage

Ik heb een buurman Bert. Bert woonde al in deze straat toen ik nog stond te dansen in de Esculaap in Heerde. Bert heeft een zoon, Dennis. Dennis is een mooie jongen, alles klopt aan hem. Van zijn haar tot zijn kleren, van zijn tatoeages tot aan zijn houding. Een jaar of drie geleden stond ik even met buurman Bert buiten te kletsen en liet hij mij zijn allernieuwste tatoeage zien, de naam van zijn zoon. Ik zei tegen hem: “dat is mooi gedaan, wie heeft die voor jou gezet?” Hij vertelde dat Dennis dat gedaan had en ik vond het prachtig. Een zoon die zijn eigen naam op de arm van zijn vader zet, dat gebeurd niet vaak.
“Hij moet het nog een beetje leren”, zei Bert. Ik vond dat voor iemand die nog moest leren tatoeages te zetten, deze tatoeage al verrekte strak was. En zo kwam Dennis in mijn lijstje van getalenteerde mensen.

“Als hij het nog moet leren, mag hij zich ook wel eens uitleven op mij”, zei mijn lief tegen buurman Bert tijdens de buurtbarbecue. Bert zou het doorgeven. En jawel hoor een aantal maanden later stond Bert op de stoep, of Fred nog steeds getatoeëerd wilde worden. Dennis was ‘in town’ en had tijd. En zo vertrok Fred die middag naar buurman Berts huis om ’s avonds terug te komen met de namen van de kinderen op beide onderarmen gebikkeld. Wederom een strak staaltje werk. Ik bekeek de tatoeages aandachtig en besloot dat ik het helemaal geen probleem zou vinden als Dennis mijn lichaam ook eens zou willen ontheiligen met een tatoeage. Een aantal jaren daarvoor was ik namelijk mijn trouwring kwijtgeraakt. Nou ja kwijtgeraakt, hij is me afgestolen in het ziekenhuis tijdens één van de rampzalige opnames. Ik vond het verschrikkelijk. Ik weet heus wel dat een verbintenis niet zit in het dragen van een ring. Maar dat ik niet meer aan andere mensen kon laten zien dat ik bij Fred hoorde vond ik heel erg. Ik wilde graag zijn naam op mijn pols. Maar ik stel nogal eisen ben ik achter. Als ik iets permanent op mijn lichaam laat tekenen moet het wel iets unieks zijn. Ik hoefde zelf niet eens op zoek, Fred was zo vereerd dat hij avonden bezig was met het zoeken naar het juiste lettertype. En telkens vond ik het niets. “Volgens mij wil jij mijn naam toch niet op je arm”, verweet hij mij toen ik weer een prototype afgekeurd had. Ik was verbolgen. “Hoe kan je dat nou denken, ik wil het heel graag. Maar ik wil wel iets heel bijzonders, want dat zijn wij ook samen.” zei ik terug.

Toen Fred mij op een avond na zijn middagdienst wakker maakte om te kijken naar weer een ontwerp wist ik dat het hem serieus was. Maar weer vond ik de letters niet mooi genoeg. “En deze dan?” vroeg Freddy.
“Dat zijn exact dezelfde letters als voor mijn naam, alleen nu in jouw naam Fred”, zei ik geagiteerd terug, ik was immers net bruut uit mijn slaap gehaald. “Draai ‘em nou eens om”, zei Fred geduldig en ik deed wat me gezegd werd. “Hee nu staat mijn naam er”, zei ik verbaasd. “Het is een ambigram”, zei mijn lief, “jouw naam en mijn naam in één.”  Dat veranderde de zaak, het leek mij namelijk uitgesloten dat er nog meer mensen op de wereld rondliepen met een ambigram van de namen Freddy en Koosje. Dit zou een unieke tatoeage worden en dus was ik om. Nu Dennis nog naar Apeldoorn lokken en zover zien te krijgen dat hij deze tatoeage op onze armen ging zetten. Dat was gelukkig niet zo heel moeilijk, Dennis is immers een erg aardige jongen. En even later verliet ik intens tevreden het huis van Buurman Bert en liet ik met een brede glimlach aan iedereen die het maar wilde zien en iedereen die het al gezien had tot uit den treure mijn linker onderarm zien. Ik heb in drie weken tijd al het prachtigs eraf gekeken en inmiddels is het normaal dat ik daar een tatoeage heb.

Ik dacht er niet meer aan, zo gaan die dingen. Eerst is het heel belangrijk en kan je er bijna niet van slapen en later is het normaal en begrijp je niet dat je je er ooit druk om hebt kunnen maken. Tot ik vorig jaar in de toen nieuwste Stephen King zat te lezen. Ik ben een enorm King fan en heb, op twee boeken na, zijn complete werk in de boekenkast staan. In dit geval las ik in ‘De wind door het sleutelgat’ , ik moest er weer even inkomen. Het is een boek dat hoort bij De Donkere Toren die ik al lang en breed uithad.
Op de laatste pagina staan prachtige tekens die een betekenis hebben waar ik onmiddellijk tranen van in de ogen krijg. En ik meld tegen Fred, terwijl ik het boek dichtsla, dat dit een tekst is die ik wel als tatoeage op mijn ruggengraat zou willen hebben. Hij slaat het boek weer open en vraagt wat het betekend. “Het staat ernaast”, zeg ik tegen hem.


In dit geval moet ik wat meer geduld oefenen. Fred heeft als eerste de claim op Dennis gelegd mocht hij weer eens in de stad zijn. Dat geeft mij wel mooi de gelegenheid Dennis dan heel lief aan te kijken en te vragen of hij ook deze op mijn lijf wil plaatsen. Gelukkig wil hij dat wel. Deze week staat buurman Bert op de stoep, Dennis is er en heeft tijd, of ik nog steeds die tatoeage wil? Maar natuurlijk, geen twijfel mogelijk. En zo belanden de tekens op een gewone doordeweekse woensdag op mijn rug. Nu heb ik de smaak weer te pakken, ik heb nog een hele oude tatoeage op mijn rechterschouder die dringend aan een opknapbeurt toe is. Als we het er over hebben die gelijk mee te nemen oppert Dennis dat er ook wat overheen kan, iets groters. “Ja”, zeg ik, “en dan zo vanaf mijn schouder richting mijn arm naar beneden tot mijn pols……of hand.” Dat gaat het dus worden de volgende keer als Dennis weer in Apeldoorn is. Hij weet het niet maar ik heb sindsdien de neiging hem heel erg lastig te vallen met de vraag wanneer dat dan is en of ik nog lang moet wachten enzo. Maar ik houd me braaf in……met moeite, dat dan weer wel!

dinsdag 9 juli 2013

Een lonkend buitenlands avontuur........

Al maanden breken Fred en ik ons hoofd over de komende zomervakantie. Want waar willen we toch naar toe? Toen onze kinderen klein waren was dat niet zo moeilijk en bleven we gewoon in Nederland. Vooral omdat wij vonden dat Nederland een prachtig land is waar veel te ontdekken valt maar ook omdat we wilden dat onze kinderen de dingen die ze over ons kikkerlandje te leren kregen op school ook in het echt gezien moesten hebben. Anders weet je niet waarover er gepraat wordt tijdens de aardrijkskundeles was onze mening.
Aangezien onze jongste dit jaar inmiddels ook de middelbare schoolleeftijd  heeft en wij heel Nederland afgestroopt hebben alsof we het koninklijk paar op kennismakingstournee zelf waren is Nederland te klein voor ons geworden. Met pijn in ons hart nemen we afscheid van Nederland als vakantieland. Maar dan?

De wereld ligt voor ons open, maar er is ineens te veel keuze. Willen we vliegen? Of toch liever op eigen gelegenheid? Willen we kamperen, een huisje of in een hotel? En naar welk land? En gaat de hond mee of brengen we haar toch naar een pension? Al maanden lopen Fred en ik vierkante ogen op achter het scherm van de pc op zoek naar die vakantie die, nu we voor het eerst echt naar het buitenland gaan, voor ons allemaal goed voelt. Ook financieel. Over het meeste waren we snel eens. Gaat de hond mee? Ja, geen twijfel mogelijk. Djoy is een echte vakantieganger en geniet van een totaal andere omgeving met lekker veel nieuwe luchtjes om op de snuiven, dat ga ik haar niet ontzeggen. Huisje, kamperen of in een hotel? Hier was amanda heel stellig.
“Ik ga niet met Jasper op één kamer, dan ga ik niet mee!” Oke….geen hotel, en ik wil liever niet kamperen dus wordt het een huisje of luxe stacaravan. De “gaan-we-vliegen-of-op-eigen-gelegenheid?”  vraag was al automatisch opgelost toen we besloten om Djoy mee te nemen, we gaan met de auto. Maar waarheen dat bleef een heikel punt. We besloten het maar even te laten rusten. Of eigenlijk besloten we voor een last-minute te gaan. We hadden geen haast en misschien was het een beter plan het lot voor ons te laten beslissen. Op het allerlaatste moment boeken betekend automatisch dat de keuze al beperkt is. En dat was precies de bedoeling, we hadden immers moeite met het enorme aanbod.

Vanmorgen schakelde ik mijn laptop maar weer eens in en begon een beetje te surfen over de vakantiesites. Fred heeft het gelijk in de gaten en komt gezellig naast me zitten. “Duitsland?” vraag ik. “Of Oostenrijk, de alpen lijken me ook prachtig”, ga ik verder maar we besluiten allebei dat de reistijd voor zo’n eerste keer beperkt moet blijven.Vooral omdat reizen en de aanloop naar een vakantie een behoorlijke aanslag is op mijn energievoorraad. Ik wil ook wel wat aan de vakantie hebben en niet over-de-zeik-moe aankomen. En Fred moet het in zijn eentje kunnen rijden. “Dan wordt het België”, zeg ik een tikkeltje teleurgesteld terwijl ik ‘Belgische vakantiehuisjes’ intoets als zoekopdracht. “De Belgische kust is wel heel mooi”, zegt Fred.
We stuiten op een website met verschillende vakantieparken door Europa en ineens zien we een vakantiepark dat we willen bekijken op Google-Earth. Onderin België, tegen de Franse grens ligt een prachtig meer met het park pal aan het water.
“Nou”, zeg ik, “daar wil ik best naar toe.” Fred is ook enthousiast, vooral als we kijken wat er allemaal in de buurt te doen is. Zo komen we erachter dat we vlak bij, zo niet in, de Belgische Ardennen zitten, spannende grotten kunnen bezichtigen en door oude dorpjes kunnen kuieren. Er is een klimbos en uiteraard om de hoek een beek waar je kan kanoën, dat hoort nou eenmaal bij de Ardennen.

Nutteloos te zeggen dat dit de vakantie is die we geboekt hebben. En wat hebben we er zin in! We konden overal naar toe waar we maar heen wilden en het werd België, het franstalig gedeelte. Als we ons een beetje boos maken zijn we lopend binnen een uurtje in Frankrijk. Niet dat we dat gaan doen, dan pakken we toch liever de auto, is sneller. Wij grappen al de hele dag, dat Djoy honden gaat ontmoeten met een franse tongval (le wouf), dat Het Goede Doel toch gelijk had (België!), dat schelden in het frans veel eleganter klinkt (merde et sacre bleu!!) en de verontschuldiging welgemeender (excusez moi).
We bedenken ons dat het misschien handig is om alvast franse chansons te gaan luisteren om taalgevoel te krijgen, of op zijn minst een liedje van Clouseau. En we vragen ons af of in het franse gedeelte ook de spraakverwarring over patat en friet geld. We zullen het binnenkort gaan meemaken.  

zondag 7 juli 2013

de Medaille


Voor ik “de medaille” blog ga schrijven wil ik eerst het volgende kwijt (en daarna wordt het weer leuk, met veel avontuur, plaatjes en zelfspot enzo):

Vandaag is het me ineens zonneklaar, sommige dingen moet ik gewoon niet meer doen. De zwemvierdaagse is er één van. We zijn bijna twee weken verder en ik begin nu pas weer bij te trekken. Dat ik daar behoorlijk van baal mag duidelijk zijn. Een medaille is mooi maar ik moest er te veel voor doen en laten. O ja ik was reuzetrots toen ik op de allerlaatste dag mijn allerlaatste baantje aftikte. En ja ik heb de hele weg vanaf het zwembad naar de kleedhokjes gehuild van blijdschap, ik had het met dit krakkemikkige lijf toch maar mooi voor elkaar gekregen. En toen ik de allerlaatste stempel ging halen kreeg ik als een ware atleet de medaille omgehangen van de mevrouw waar ik iedere avond een praatje mee maakte en die zo meeleefde en hoopte dat ik het zou halen. Het was geweldig en ik had het niet willen missen. En nu zijn we twee weken verder en ik had gehoopt dat ik me ondertussen beter zou voelen en weer helemaal hersteld zou zijn en dat is jammer genoeg niet het geval. Ik vind het heel moeilijk om toe te moeten geven maar ik ben veel te ver gegaan.

Daar! Ik heb het gezegd, ik ben veel te ver gegaan. Ik zal het noooooit meer doen…….denk ik. De laatste dag, tijdens de rit naar huis, opperde de buurvrouw het idee om volgend jaar nogmaals mee te doen. En ik, die stijf stond van de adrenaline riep in al mijn enthousiasme: “Driemaal is scheepsrecht!” Maar ik haak hier al af. Ik ga het niet doen. Voor mijn kijk op de realiteit is de zwemvierdaagse echter wel heel goed geweest. Ik heb de absolute grens van mijn vermogen opgezocht en overschreden. Was dat slim? Nee. Maar nu weet ik in ieder geval wel waar die ligt, ook al doet dat pijn. Toe moeten geven dat iets echt niet meer kan terwijl het voor vele andere mensen een peuleschil is, is niet echt een opsteker voor je zelfvertrouwen. Ik heb me heel schuldig gevoeld toen ik vorig jaar voor 80 tot 100% werd afgekeurd. Ik realiseerde me heel goed dat de WAO, of WIA er is bij de gratie van werkende mensen en ik wil daar geen misbruik van maken. Maar de keurend arts had het beter gezien dan ikzelf realiseer ik me nu. Het gaat echt niet meer.  Dat doet pijn, maar is ergens ook een opluchting. Of laat ik het anders zeggen, een bevestiging van wat ik diep van binnen al lang wist. En dat is alles wat ik er over kwijt wil.

De medaille

Dus op vrijdag gingen de buurvrouw en ik polshoogte nemen in Malkander. Wij wilden weten hoe koud het buitenbad was en wat ons te wachten stond. Gelukkig was het slecht weer, 17 graden en regen enzo. Precies de weersvoorspelling voorde zwemvierdaagse. Een betere voorbereiding konden wij ons niet wensen. De buurvrouw was al voortvarend in het buitenbad gesprongen toen ik me, nog naar adem happend, stond te verbazen over hoe koud de buitentemperatuur was zo in de bikini.

Maar daar kwam ik niet voor en dus moest ik ook te water. Dat viel behoorlijk tegen, de watertemperatuur was weliswaar warmer dan de buitentemperatuur maar toch kon ik het niet helpen in hyperventileren uit te barsten toen ik eenmaal tot buikhoogte in het water stond. Mijn lieve buurvrouw lag inmiddels al wat baantjes op mij voor en riep vanuit het water dat het eerste baantje zwemmen koud was maar dat ik er daarna aan gewend zou zijn.  En dus liet ik me van het trapje afzakken het water in voor een stevig potje paniekzwemmen. Maar de buurvrouw had gelijk, toen ik aan baantje nummer twee begon was ik gewend.” Hoever wil je vandaag eigenlijk zwemmen?”, vroeg mijn lieve buurvrouw toen we naast elkaar aanbeland waren. “Nou, eigenlijk wilde ik de afstand zwemmen die we volgende week ook moeten. Dus in dit geval 20 baantjes.” Mijn buurvrouw slikt even iets weg terwijl ik verder ging. “Ik wil weten hoe ik op het koude water reageer als ik de volledige afstand gezwommen heb, dan weet ik waar ik volgende week rekening mee moet houden.” We zijn twintig minuten bezig om de 500 meter gezwommen te krijgen. Mijn handen en voeten tintelen als we het water uitgaan en ik weet niet hoe snel ik naar binnen moet komen, het subtropische gedeelte van het zwembad lonkt aan alle kanten.  “Dit hebben we volgende week niet om op te warmen”, zegt mijn lieve buurvrouw als we langzaam rozig worden in het subtropische bad. Nu slik ik even iets weg.

De eerste dag van de zwemvierdaagse is het rustig. Het is nagenoeg hetzelfde weer als de oefenvrijdag en vol goede moed gaan we met zijn allen naar het zwembad. Mijn lief is mee om ons, als we klaar zijn, te voorzien van een warme badjas. We krijgen een stempelkaart en een munt die we in moeten leveren voor we in het water springen. Als we klaar zijn krijgen we een nieuwe munt die we weer kunnen omzetten in een stempel en dat zo vier dagen tot we de volle stempelkaart in kunnen wisselen voor een medaille. Maar dit is nog maar dag 1 dus niet op de zaken vooruit lopen. Ik zie iedereen het water in springen maar daar trap ik niet in, ik ga mooi via het trapje. Ik zwem samen met Jasper de 500 meter maar Jasper heeft het moeilijk. Hij heeft niet kunnen oefenen en raakt een beetje in paniek van het koude water. Als hij 400 meter gezwommen heeft stuur ik hem het bad uit, het moet wel leuk blijven. We spreken af dat hij de zwemvierdaagse wel uit zwemt maar dan de 250 meter. De volgende dag voel ik me brak. Ik zwaai ’s morgens de kinderen uit. Doe, voor zover dat lukt, het hoognodige met de franse slag en lig rond koffietijd alweer in bed. Tussen de middag kom ik eruit, eet met Jasper een broodje en als hij weer naar school is duik ik mijn bedje weer in tot Fred thuis komt van het werk. 

En zo gaat dat de dagen erna ook. We zwemmen ’s avonds ons vierdaagse rondje en overdag probeer ik weer genoeg op krachten te komen. Maar het is gezellig, en ik wil niet ophouden. Elke avond onderweg naar huis zet Fred het liedje van Young the Giant op, maar dan in de Volbeat versie. En ik zing uit volle borst mee. ’My body tells me no, but I won’t quit cause I want more’ . Vooral bij ‘It’s my road….and it’s my war’ ga ik helemaal los. En dan ineens komt de laatste dag. Het is kouder dan de dagen ervoor maar we gaan. Ik heb het moeilijk, mijn lief is er de hele week bij geweest en uitgerekend vandaag heeft hij middagdienst. Ik baal, het is dankzij hem en de kinderen dat ik de vierdaagse kan zwemmen. Hij heeft zonder morren alle taken in huis op zich genomen ondanks dat hij moest werken. Hij heeft ons elke avond naar het zwembad gereden en stond ons aan te moedigen langs de kant. Waarschijnlijk was hij heel blij dat hij zelf de koude plomp niet in hoefde, maar toch. We stappen met zijn allen in de auto richting het zwembad en spreken af dat wij de eerste 250 meter vast zwemmen en de kinderen deze keer even wachten zodat we de laatste 250 meter allemaal samen kunnen zwemmen. Vanuit dat idee is het het handigst als ik alvast als eerste  begin want ik ben alle snelheid kwijtgeraakt in de voorafgaande dagen en mijn lieve buurvrouw en buurman kunnen nog lekker vlot door. Ik ga vol goede moed voor de laatste keer het water in en begin aan de voor mij laatste 500 meter van de vierdaagse. Zowel mijn buurman en buurvrouw hebben maar even nodig om mij bij te halen terwijl ik toch haast twee baantjes voor lag………

Er gebeurt Ineens heel veel tegelijk. Jasper staat langs de kant te schreeuwen: “Hee mam……maahaam, kijk eens wie ik heb meegenomen?” En daar staat Fred, die stiekem een halve dag vrij heeft genomen om mij/ons nog een laatste keer naar de eindstreep te schreeuwen. Ik zwaai en krijg een brok in mijn keel. Mijn lieve buurvrouw blijft in de buurt zwemmen terwijl de buurman een cameraploeg in het oog heeft en doet alsof hij watertrappelt. Hij mag gelijk naar de kant voor een interview. Hij meld  dat deze dag bij afstand de koudste dag is van de vierdaagse. Langs de kant staat een groep mensen doedelzak te spellen.  En zo  zwemmen we met zijn vijven de laatste meters naar de eindstreep. Ik tik af en dan is het klaar. Fred staat al klaar met onze badjassen die we niet snel genoeg aan kunnen krijgen, en ik krijg een dikke knuffel van mijn lief terwijl hij “goed gedaan” in mijn oor fluistert. We lopen langzaam terug naar de kleedhokjes terwijl de doedelzakkers al spelend achter ons aan lopen richting de uitgang. Ik kleed me om, lever mijn stempelkaart in en krijg dan eindelijk die felbegeerde medaille omgehangen. Ik kan ineens een beetje begrijpen hoe een Olympisch atleet zich voelt, of een wielrenner die een etappe wint in de Tour de France. Ik voel me heel wat als we richting de auto lopen, kak al iets meer in als we bij de buren nog even een kopje koffie drinken als afsluiter, en kom niet meer vooruit als ik eenmaal thuis onder de douche vandaan kom. De medaille hang ik naast mijn bed. Dat heb ik toch maar mooi gedaan.