zondag 7 juli 2013

de Medaille


Voor ik “de medaille” blog ga schrijven wil ik eerst het volgende kwijt (en daarna wordt het weer leuk, met veel avontuur, plaatjes en zelfspot enzo):

Vandaag is het me ineens zonneklaar, sommige dingen moet ik gewoon niet meer doen. De zwemvierdaagse is er één van. We zijn bijna twee weken verder en ik begin nu pas weer bij te trekken. Dat ik daar behoorlijk van baal mag duidelijk zijn. Een medaille is mooi maar ik moest er te veel voor doen en laten. O ja ik was reuzetrots toen ik op de allerlaatste dag mijn allerlaatste baantje aftikte. En ja ik heb de hele weg vanaf het zwembad naar de kleedhokjes gehuild van blijdschap, ik had het met dit krakkemikkige lijf toch maar mooi voor elkaar gekregen. En toen ik de allerlaatste stempel ging halen kreeg ik als een ware atleet de medaille omgehangen van de mevrouw waar ik iedere avond een praatje mee maakte en die zo meeleefde en hoopte dat ik het zou halen. Het was geweldig en ik had het niet willen missen. En nu zijn we twee weken verder en ik had gehoopt dat ik me ondertussen beter zou voelen en weer helemaal hersteld zou zijn en dat is jammer genoeg niet het geval. Ik vind het heel moeilijk om toe te moeten geven maar ik ben veel te ver gegaan.

Daar! Ik heb het gezegd, ik ben veel te ver gegaan. Ik zal het noooooit meer doen…….denk ik. De laatste dag, tijdens de rit naar huis, opperde de buurvrouw het idee om volgend jaar nogmaals mee te doen. En ik, die stijf stond van de adrenaline riep in al mijn enthousiasme: “Driemaal is scheepsrecht!” Maar ik haak hier al af. Ik ga het niet doen. Voor mijn kijk op de realiteit is de zwemvierdaagse echter wel heel goed geweest. Ik heb de absolute grens van mijn vermogen opgezocht en overschreden. Was dat slim? Nee. Maar nu weet ik in ieder geval wel waar die ligt, ook al doet dat pijn. Toe moeten geven dat iets echt niet meer kan terwijl het voor vele andere mensen een peuleschil is, is niet echt een opsteker voor je zelfvertrouwen. Ik heb me heel schuldig gevoeld toen ik vorig jaar voor 80 tot 100% werd afgekeurd. Ik realiseerde me heel goed dat de WAO, of WIA er is bij de gratie van werkende mensen en ik wil daar geen misbruik van maken. Maar de keurend arts had het beter gezien dan ikzelf realiseer ik me nu. Het gaat echt niet meer.  Dat doet pijn, maar is ergens ook een opluchting. Of laat ik het anders zeggen, een bevestiging van wat ik diep van binnen al lang wist. En dat is alles wat ik er over kwijt wil.

De medaille

Dus op vrijdag gingen de buurvrouw en ik polshoogte nemen in Malkander. Wij wilden weten hoe koud het buitenbad was en wat ons te wachten stond. Gelukkig was het slecht weer, 17 graden en regen enzo. Precies de weersvoorspelling voorde zwemvierdaagse. Een betere voorbereiding konden wij ons niet wensen. De buurvrouw was al voortvarend in het buitenbad gesprongen toen ik me, nog naar adem happend, stond te verbazen over hoe koud de buitentemperatuur was zo in de bikini.

Maar daar kwam ik niet voor en dus moest ik ook te water. Dat viel behoorlijk tegen, de watertemperatuur was weliswaar warmer dan de buitentemperatuur maar toch kon ik het niet helpen in hyperventileren uit te barsten toen ik eenmaal tot buikhoogte in het water stond. Mijn lieve buurvrouw lag inmiddels al wat baantjes op mij voor en riep vanuit het water dat het eerste baantje zwemmen koud was maar dat ik er daarna aan gewend zou zijn.  En dus liet ik me van het trapje afzakken het water in voor een stevig potje paniekzwemmen. Maar de buurvrouw had gelijk, toen ik aan baantje nummer twee begon was ik gewend.” Hoever wil je vandaag eigenlijk zwemmen?”, vroeg mijn lieve buurvrouw toen we naast elkaar aanbeland waren. “Nou, eigenlijk wilde ik de afstand zwemmen die we volgende week ook moeten. Dus in dit geval 20 baantjes.” Mijn buurvrouw slikt even iets weg terwijl ik verder ging. “Ik wil weten hoe ik op het koude water reageer als ik de volledige afstand gezwommen heb, dan weet ik waar ik volgende week rekening mee moet houden.” We zijn twintig minuten bezig om de 500 meter gezwommen te krijgen. Mijn handen en voeten tintelen als we het water uitgaan en ik weet niet hoe snel ik naar binnen moet komen, het subtropische gedeelte van het zwembad lonkt aan alle kanten.  “Dit hebben we volgende week niet om op te warmen”, zegt mijn lieve buurvrouw als we langzaam rozig worden in het subtropische bad. Nu slik ik even iets weg.

De eerste dag van de zwemvierdaagse is het rustig. Het is nagenoeg hetzelfde weer als de oefenvrijdag en vol goede moed gaan we met zijn allen naar het zwembad. Mijn lief is mee om ons, als we klaar zijn, te voorzien van een warme badjas. We krijgen een stempelkaart en een munt die we in moeten leveren voor we in het water springen. Als we klaar zijn krijgen we een nieuwe munt die we weer kunnen omzetten in een stempel en dat zo vier dagen tot we de volle stempelkaart in kunnen wisselen voor een medaille. Maar dit is nog maar dag 1 dus niet op de zaken vooruit lopen. Ik zie iedereen het water in springen maar daar trap ik niet in, ik ga mooi via het trapje. Ik zwem samen met Jasper de 500 meter maar Jasper heeft het moeilijk. Hij heeft niet kunnen oefenen en raakt een beetje in paniek van het koude water. Als hij 400 meter gezwommen heeft stuur ik hem het bad uit, het moet wel leuk blijven. We spreken af dat hij de zwemvierdaagse wel uit zwemt maar dan de 250 meter. De volgende dag voel ik me brak. Ik zwaai ’s morgens de kinderen uit. Doe, voor zover dat lukt, het hoognodige met de franse slag en lig rond koffietijd alweer in bed. Tussen de middag kom ik eruit, eet met Jasper een broodje en als hij weer naar school is duik ik mijn bedje weer in tot Fred thuis komt van het werk. 

En zo gaat dat de dagen erna ook. We zwemmen ’s avonds ons vierdaagse rondje en overdag probeer ik weer genoeg op krachten te komen. Maar het is gezellig, en ik wil niet ophouden. Elke avond onderweg naar huis zet Fred het liedje van Young the Giant op, maar dan in de Volbeat versie. En ik zing uit volle borst mee. ’My body tells me no, but I won’t quit cause I want more’ . Vooral bij ‘It’s my road….and it’s my war’ ga ik helemaal los. En dan ineens komt de laatste dag. Het is kouder dan de dagen ervoor maar we gaan. Ik heb het moeilijk, mijn lief is er de hele week bij geweest en uitgerekend vandaag heeft hij middagdienst. Ik baal, het is dankzij hem en de kinderen dat ik de vierdaagse kan zwemmen. Hij heeft zonder morren alle taken in huis op zich genomen ondanks dat hij moest werken. Hij heeft ons elke avond naar het zwembad gereden en stond ons aan te moedigen langs de kant. Waarschijnlijk was hij heel blij dat hij zelf de koude plomp niet in hoefde, maar toch. We stappen met zijn allen in de auto richting het zwembad en spreken af dat wij de eerste 250 meter vast zwemmen en de kinderen deze keer even wachten zodat we de laatste 250 meter allemaal samen kunnen zwemmen. Vanuit dat idee is het het handigst als ik alvast als eerste  begin want ik ben alle snelheid kwijtgeraakt in de voorafgaande dagen en mijn lieve buurvrouw en buurman kunnen nog lekker vlot door. Ik ga vol goede moed voor de laatste keer het water in en begin aan de voor mij laatste 500 meter van de vierdaagse. Zowel mijn buurman en buurvrouw hebben maar even nodig om mij bij te halen terwijl ik toch haast twee baantjes voor lag………

Er gebeurt Ineens heel veel tegelijk. Jasper staat langs de kant te schreeuwen: “Hee mam……maahaam, kijk eens wie ik heb meegenomen?” En daar staat Fred, die stiekem een halve dag vrij heeft genomen om mij/ons nog een laatste keer naar de eindstreep te schreeuwen. Ik zwaai en krijg een brok in mijn keel. Mijn lieve buurvrouw blijft in de buurt zwemmen terwijl de buurman een cameraploeg in het oog heeft en doet alsof hij watertrappelt. Hij mag gelijk naar de kant voor een interview. Hij meld  dat deze dag bij afstand de koudste dag is van de vierdaagse. Langs de kant staat een groep mensen doedelzak te spellen.  En zo  zwemmen we met zijn vijven de laatste meters naar de eindstreep. Ik tik af en dan is het klaar. Fred staat al klaar met onze badjassen die we niet snel genoeg aan kunnen krijgen, en ik krijg een dikke knuffel van mijn lief terwijl hij “goed gedaan” in mijn oor fluistert. We lopen langzaam terug naar de kleedhokjes terwijl de doedelzakkers al spelend achter ons aan lopen richting de uitgang. Ik kleed me om, lever mijn stempelkaart in en krijg dan eindelijk die felbegeerde medaille omgehangen. Ik kan ineens een beetje begrijpen hoe een Olympisch atleet zich voelt, of een wielrenner die een etappe wint in de Tour de France. Ik voel me heel wat als we richting de auto lopen, kak al iets meer in als we bij de buren nog even een kopje koffie drinken als afsluiter, en kom niet meer vooruit als ik eenmaal thuis onder de douche vandaan kom. De medaille hang ik naast mijn bed. Dat heb ik toch maar mooi gedaan.  



Geen opmerkingen:

Een reactie posten